Rijke kooplui zagen het ingepolderde land als een goede geldbelegging. Maar ook in die jaren groeide de belangstelling voor de natuur, als middel om de stank van de stad te ontvluchten. In 1746 vroegen Maarten Dekker uit Den Hoorn en zijn zwager Claas Noorlander bij de Staten van Holland octrooi aan voor de bedijking van Hoornenburg. Deze polder werd ook wel De Kattenpolcler genoemd. In september 1769 was de dijk vanaf de dui nen van 't Horntje tot de Nielandsche Zee dijk en de Schilderdijk gereed. In november van datzelfde jaar werd de polder echter getroffen door een stormvloed. Bij de sluis sloeg een groot gat in de dijk. De bedijkers gaven de moed niet op. In 1770 werd de dijk hersteld. Op de plaats van de doorbraak werd de dijk landinwaarts verlegd, zodat een grote knik in de dijk ontstond. Hoornenburg was geen lang leven bescho ren. Op 11 december 1792 brak de dijk bij een hevige storm opnieuw door. Wie in dro ge zomers goed kijkt, kan volgens landbou wers aan de kleur van het gras nu nog zien hoe de sloten van deze polder hebben gelo pen. Alleen het gebied bij 't Horntje bleef behouden en wordt nog wel De Kattenpol- der genoemd. Een nieuwe poging om het verdronken land - nu als Prins Hendrikpolder - te bedijken, verliep anderhalve eeuw geleden niet veel beter. Het bedijkingsplan werd gemaakt door Pieter van der Sterr, opzichter van Rijkswaterstaat. Naar hem is een weg in de PH-polder vernoemd. De dijk liep in een an dere richting dan die van de voorloper, Hoornenburg. Tegenslag en ondeskundig heid teisterden de voortgang. In september 1847 werd een deel van de dijk weggesla gen. Dat een tweede poging in 1848 wèl slaagde was te danken aan prins Alexander. Hij raakte geïnteresseerd in de polder door zijn broer prins Hendrik. Diens belangstel ling had zowel een zakelijke achtergrond als een nobele. Alexander bood namelijk hulp aan mede-initiatiefnemer Arie Cornelisz. Lap, de beroemde zeeloods, die door zijn investeringen in de polder in financiële pro blemen was gekomen. Dat laatste althans wil het gedicht Een Edele Daad van G.L. Toekamp Lammers uit 1883 laten geloven. Het gaat over de reis met de Prins van Oranje naar Madeira. Aan boord zijn de zie ke prins Alexander, prins Hendrik en loods Lap. Het gedicht getuigt van de bewonde ring van Alexander voor het kloeke zeeman schap van Lap. De prins besluit daarop niet alleen de vijf aandelen van Lap over te nemen, maar hij koopt er zelfs 42 van de 60. De overige 18 werden eigendom van jonkheer Pieter Adria- nus Reuchlin (1803-1868) en van twee ver zekeringsmaatschappijen. Reuchlin was bur gemeester van Tiel en bekleede daarnaast nog tal van hoge functies. Na de dood van Alexander erfde prins Hendrik de aandelen van zijn broer. Na de tweede succesvolle indijking bleef de polder niet gespaard voor tegenslagen. De vruchtbaarheid van de schrale, zoute pol- dergrond liet lange tijd te wensen over. De hoop van prins Hendrik om er geld aan over te houden bleek ijdel. Hij moest er zelfs flink op toeleggen. De prins stak zijn ontevreden heid over het beheer van de polder niet on der stoelen of banken. Met name zijn kritiek op Johannes Ludovicus Kikkert, de admini strateur van de polder, was niet mild. Na de dood van prins Hendrik in 1879 werd de polder eigendom van de Belgische baron Goffinet, die ook belangen had in Eierland. Toen De Prins in 1905 opnieuw onder de hamer kwam, kocht Simon Bregman, make laar in Schagen, de polder. Stukje bij beetje verkocht hij de landerijen aan de boeren. Historicus Will Thijssen uit Anna Paulowna heeft de geschiedenis van zowel Hoornen burg als de Prins Hendrikpolder uitgebreid beschreven. Hij raakte geïnteresseerd toen hij ontdekte dat zijn betovergrootvader de eerste zetboer was van van Capnios Burg (Capni). Zijn informatie putte hij uit tal van historische bronnen, waaronder de koninklij ke archieven met daarin boeiende cor respondentie van de prinsen. 6

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1996 | | pagina 8