HOE DE GROENEPLAAS ER SEUVETIG JAAR LEDE UUTSAG! (1882) 16 gedachten dan uit naar de wijze waarop ooit Mozes zijn volk steunde in hun strijd tegen de Amelekieten (Exodus 17 vers 10-13). 14) En zo voelde men het ook. Zeker, De Ruyter en de zijnen hadden, ge bruikmakend van hun kennis van het zeege bied waarin de strijd gestreden werd, de overwinning behaald. Maar de dank daar voor ging toch in de allereerste plaats uit naar de Allerhoogste. Hij was het die, wan neer Hij dat in Zijn ondoorgrondelijke wijs heid nodig achtte, wonderen verrichtte om Zijn volk te redden. Dan waren een plotse ling opkomende mist, 'vehementen storm' of 'dubbele ebbe' die een mogelijke landing voorkomen zouden hebben, evenzovele wel daden des Allerhoogsten aan ons land en volk bewezen. J.T. Bremer Literatuur: 1. P. Valckenier, Verwerd Europa, Amsterdam, 1675, deel I, blz. 809 2. Hollaridsche Mercurius, 1674 3. G. Brandt, Het leven en bedrijf van den heere Michiel de Ruyter, Amsterdam, 1687, blz. 844 4. J.C. de Jonge, De Geschiedenis van het Ne- derlandsche zeewezen, deel III, eerste stuk blz. 187, Den Haag/Amsterdam, 1837 5. R. Fruin, Over de dubbele ebbe in het jaar 1672. In: Bijdragen voor Vaderlandsche Geschie denis en Oudheidkunde, Nieuwe Reeks, deel X, 1879 6. A. van Overbeke, Blijde Inkomste van den Pri nee van Oranje na het innemen van de stadt Bonn. In: A. van Overbeke, Geestige werken, 1678. Zie tijdschrift 'De Navorscher', 28e jaar gang, 1878, blz. 305 7. G. Burnet, History of his own time 1723-1734. Clarendon edition, vol. I, blz. 579 8. R. Fruin, blz. 167 9. D. Burger van Schoort, Chronyk van de Stad Medenblik, 1767, blz. 168 10. G. Brandt, blz. 838 11. J. Wagenaar, Vaderlandsche Historie, Am sterdam 1749-1759, deel XIV, blz. 290-291 12. R. Fruin, blz. 170, 171. Zie ook: 13. J.R. Bruyn, De oorlogvoering ter zee in 1673 in journalen en andere stukken, Groningen 1966, blz. 30 14. J.T. Bremer/H. Schoorl, Volk aan het Mars diep, Schoorl, 1983, blz. 36 e.v. (Uit de Texelse Courant van 10 december 1952 - praatje van een oud-Tesselaar) As je teugeswoordig oppe Groêneplaas lóópt, is 't héél aars as vroeger. Laat ik deer nou 'n paar maande lede twie ouwe skool- kammerade treffe en 't gesprek liep netuur- lijk over de tiêd dotte wee deer speulde en wie deer vroeger weunde. Wot de iêne niet wist, dot wist de are wel. We begonne mit Hootel Tessel (5). Op die plek weunde neta- ris Coninck Westenberg in een echt rieke- leus huus. Op zee deerfan wos de tim mermanswinkel fan Dirk Zijm. Deer wos ok een berregplaas foor de morrek-hekke. Die hekke wiere doé opset deur enkelde beweu- ners fan 't Gesticht, die dot foor niks doên moste. Ik sien foor me géést Klaas Kooiman staan (beenaam Nuuf); as-ie plaagd wier kwam ie op je of en see iedere keer 'ik zei je gien kwaad doên, ik zei je gien kwaad doên.' Op de plaas weer nou de zaal fan 'Tessel' staat, wos de gróte skuur fan de

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1996 | | pagina 18