15 ten geacht werden. Al snel na het uitbreken van de oorlog werd langs de gehele kust een verhoogde bewaking met seinposten en vuren georganiseerd. In de kustprovincies moest elke vierde man ten plattelande met zijn paard naar de kuststrook komen om in de oorlogvoering geoefend te worden. Dirk Burger van Schoorl noteerde voor 1672: 'Den 1 july zag men van alle kerken en too- rens de princevlag wayen. Den 14 dito zijn er duizenden van boeren na(ar) de Helder geprest. Den 10 augustus liet de heer van Weideren 10 compagnie ruiters op het Koe gras drillen, alles in batallie. Dit gedaan zijn de wierd er een maaltijd gehouden aan een lange tafel onder den blauwen hemel in pre- zentie van duizenden menschen.' 9) Hoewel het onmiddellijk gevaar van een lan ding in de zomer van 1672 was afgewend, bleef de kans op een nieuwe poging be staan. Dat die dreiging in de zomer van 1673 reëel aanwezig was, blijkt ondermeer uit een brief gedateerd 30 juli van Gasper Fagel (1634-'88), griffier der Staten Gene raal, aan de vlootvoogd Michiel Adriaensz. de Ruyter. Hij schrijft dat er uit Londen een betrouwbare missive van de 24e juli ontvan gen was 'houdende dat den Konink van Groot brittanje dessins (voornemens) hadde van zijn vloot wederom in zee te zenden (en) dat Zijne Majesteit ordre had gegeven om een goede quantiteyt infanterye in kleyn vaartuigh te embarqueeren, met intentie om een landinghe te doen en voorts te rooven en te branden, en dat men dat vaartuigh onder bescherminge van de groo- te vloot zoude laten zeilen ende gedurende 't gevecht stillekens doen landen.' Gedacht was overigens aan een landing 'omtrent Scheveningen, om en Haag in confusie te brengen.' 10) Wagenaar noteert in zijn Vaderlandsche Historiën over de zomer van 1673: 'Ook ver- stondt men dat er een groot getal land soldaten op de vyandelijke vlooten ge scheept was, met welken men ongetwijfeld, eene landing zou ondernomen hebben, wanneer men 's Lands vloot hadt konnen aftrekken van onze kusten De Fransche en Engelsche schepen zeilden tot aan de Helder en Texel, zonder ergens te landen.' En hij vervolgt: 'De Ruyter was hen gevolgd tot voor Scheveningen daar de Prins van Oranje aan zijn boord kwam, op wiens raad besloten werdt, den vyanden slag te leve ren.' 11) Hij geeft hiermee aan dat door de komst van De Ruyter naar het noorden er van een landing niets kon komen, maar spreekt er verder niet over. Volgens de door Fruin geciteerde Britse au teurs John Sheffield, die zelf met de tocht meegeweest was, en Sir Joseph Williamson, waren de achtduizend man landingstroepen echter al na twee dagen door de Britse ad miraal, prins Robert, naar huis terugge stuurd tot na de zeeslag. 12) Uiteraard hoef de dat niet te betekenen dat er dus geen landing zou worden uitgevoerd. De over machtige vijand -86 koningsschepen tegen 60 linieschepen en 15 fregatten van De Ruyter, die al sedert 4 augustus in het zee gebied bij Texel lag 'om de Nederlanders door een dreigende onderschepping van hun retourvloot (V.O.C.-schepen) te dwingen tot een (beslissend) gevecht', wilde 'de weg voor een landing vrijmaken.' 13) Op 21 augustus was het tenslotte zover. Over de afloop van de strijd bij Kijkduin (voor de Britten: the battle of Texel) waren de onzen allerminst gerust: '...in verscheide Hollandtsche steden, daar men door 't grouwzaam geschiet of bij andere middelen, kennisse kreeg dat de vlooten aan malkan deren waaren (werden) openbaare gebeden tot Godt uitgestort. Op het luiden der klok ken liepen de kerken en de vergaderplaat sen van alle gezindten vol en veele duizen den van menschen smeekten op den voort gang der predikanten en leeraaren om ge nade, bijstandt en verlossing, ten goede des Vaderlandts...' aldus de tijdgenoot Gerardt Brandt. En vanaf de duinen van Petten tot De Koog keek de angstig samengestroomde kustbevolking vol spanning toe naar de hevi ge gevechten. Ter hoogte van Kijkduin bij Huisduinen ging de plaatselijke predikant, de later zo bekende Leidse hoogleraar Salo- mon van Till, het op het duin verzamelde volk voor in gebed. Onwillekeurig gaan de

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1996 | | pagina 17