DE PLAATS VAN DOORBRAAK VAN HET MARSDIEP
beken: de Kerke Ee, de Ee van Noordhafffel, de Lange Waal, eri zowel via de (oostelijke) Balgh
(het Swin) als via de (westelijke) Wieringer Balgh (Amstel Diep) uitmondde op het Uüeromeri
(Wieringer Meer) ten zuiden van Wieringen.
11. Het Maresdeop
Twee vragen blijven nog over: wanneer brak de Noordzee door de westelijke strandwal en werd
Texel gescheiden van de kop van Noord-Holland, en: waarom gebeurde dat op deze plaats. Het
antwoord op de tweede vraag geven we eerst; de vraag wanneer het gebeurde komt daarna.
Het veen, waardoor het Maresdeop tweeduizend jaar geleden stroomde, is kwetsbaar, vooral
wanneer het door de zee wordt aangetast. Het kan daardoor gemakkelijk vernield worden en bij
hoog water kunnen stukken veen worden weggeslagen. Ook de zonnestraling tast het veen aan:
het droogt uit en verstuift. Op uitgedroogd hoogveen kan de mens zich vestigen, maar dat brengt
weer een nieuwe bedreiging mee: hij graaft afwateringsgeulen en dat leidt weer tot verdere
aantasting. Deze verschillende oorzaken hebben er inderdaad toe geleid dat omstreeks het jaar
600 het oorspronkelijke veengebied tussen Texel en Wieringen geheel was verdwenen. Het was
overgegaan in een wadden- en kwelderlandschap (zie Afb. 8), waar de zee toegang toe had, en
dat herhaaldelijk overstroomd kon worden. De Slufter op Texel is van zo'n kwelderland een
(heel klein!) voorbeeldje.
Mede daardoor ging het stelsel van moerbeken in de loop der eeuwen over in bredere beddin
gen en sleuven door het kwelderland. Ook dat zien we in de Slufter. Vooral de periode tussen
800 en 1000 was er een die een vergroting van het Almere te zien geeft. Omdat het Almere toen
reeds via het Vlie verbinding had met de Noordzee ging die vergroting dus gepaard met
verbreding van het Vlie. Tegelijk vonden ook verbredingen van andere riviermonden tot
zeegaten plaats. Talloze overstromingen waren daar mede de oorzaak van. In een geschrift uit
ca. 900 wordt reeds open water gemeld ten noord-oosten van Wieringen. Dit toont aan dat toen
de verbreding van de monding van het Maresdeop in het Almere reeds aanzienlijk was voortge
schreden. Overigens wordt in een brief van de St. Maartenskerk aan Koning Otto I (koning van
936 - 962; daarna keizer tot 973) nog geschreven over 'Fluvius Maresdeop', de rivier dus.
Fluvius betekent rivier of stroom. In 948 wordt een strandvondst gemeld van aangespoeld
materiaal aan de noord-oost kust van Wieringen. Dat bevestigt opnieuw dat de monding van de
veenbeek inmiddels was overgegaan in een zeegat van behoorlijke omvang en dat Wieringen
aan zee lag. Dit bericht is in overeenstemming met onze schetskaart van Afb. 8, die de toestand
van ca. het jaar 950 tracht weer te geven. Het zeegat had blijkbaar reeds verbinding met de
Noordzee via het Vlie.
De westwaartse doorbraak naar de Noordzee, benoorden Huisduinen, had toen echter nog niet
plaatsgevonden. Het zou nog twee eeuwen duren voor de strandwal benoorden Huisduinen
door zou breken en het Maresdeop in het westen verbinding zou krijgen met de Noordzee.
12. Waarom op deze plaats?
Tussen Huisduinen en Texel was de strandwal zwakker dan elders. Dit is gebleken door
onderzoek van de geologen Cha en Laban, die metingen hebben uitgevoerd naar de aard van de
ondergrond langs de Nederlandse kust. Een deel van hun resultaten, ontvangen door bemidde
ling van Prof. Zagwijn, wordt getoond in Afb. 9. Die tekening geeft een doorsnede van de
bodem in zuid-noord richting, van Huisduinen naar het zeegebied iets ten westen van Texel. Ze
toont de verschillende grondsoorten die langs die doorsnee voorkomen, tot een diepte van 80
meter onder N.A.P.
15