ting van een op de rechterzij liggend kind. Dit blijkt uit de onderlinge maten van de geïnter preteerde ledematen die vergeleken zijn met een kind met een lengte van 103 cm. De oriëntatie van dit lijksilhouet in het Z/W kwadrant is O/W en heeft eenzelfde richting als het centrale graf. Nabijzettingen volgen in het algemeen de oriëntatie of richting van het centrale graf (Lohof 1991, blz. 217). D. De hurkhouding is voor die periode niet de gebruikelijke (dit is gestrekt liggend op de rug) maar is wel waargenomen in de Midden- Bronstijd (Lanting 1975; Lohof 1991; Louwe Kooijmans 1990). E. De bruine bodemverkleuring liep niet ver der in de diepte door dan 10 cm bij de romp en 5 cm bij de ledematen. Van graafgangen kan dus geen sprake zijn daar deze verder door zouden moeten lopen dan 10 cm. Ook van een bodemvorming van omgewaaide bo men, waarvan de wortelstronk gekanteld zou zijn, is geen sprake, daar deze een cirkelvor mige U-vorm hebben met een doorsnee van minstens 1,5 meter (Kooij 1974). De conclusie dat het hier het lijksilhouet van een kind betreft staat haaks op de interpretatie van de R.O.B. (Jaarverslag R.O.B. 1990, uitge geven 1991). Daar schrijft de Provinciaal Ar cheoloog dat de vorm van de opgetekende verkleuring, de samenhang, de onderlinge ver houding en de kleurtinten eerder doet vermoe den dat een stelsel van diergangen of boom wortels is blootgelegd. Deze punten zijn na der onderzocht en met literatuuronderzoek ondersteund. Uit de conclusies blijkt dat de vermoedens van de R.O.B. onwaarschijnlijk zijn en dat het wel degelijk om een lijksilhou et van een kind gaat. Dit zal het eerste lijksil houet van een kind zijn uit een dubbele paal- kransgrafheuvel daar Lohof vermeldt dat er slechts twee IijksiIhouetten uit dubbele paal- kransgrafheuvels bekend zijn. Hierbij wil ik graag dhr S. van der Veer (Gro ningen) danken voor de adviezen i.v.m. het maken van het lakprofiel, dhr R. Kloosterhuis en dhr S. van der Gaast voor de bepalingen van de bodemmonsters. Dr. J. Kuiper, dhr J.P. Reydon, en mevr S. Dijksen en dhr A. Wou ters wil ik verder nog hartelijk danken voor het doorlezen van het manuscript en het ge ven van adviezen, die hebben bijgedragen tot de totstandkoming van dit artikel. Het lakpro fiel is te bezichtigen in de prehistorische afde ling van EcoMare (De Koog, Texel) alwaar het deel uit maakt van de vaste expositie. G.J. van Noort LITERATUUR Bloemers, H.F., Louwe Kooijmans L.P., Sarfatij H., 1981: Verleden land. Archeologische opgravingen in Nederland. Meulenhof informatief Amsterdam. Glasbergen, W., 1954: Barrow excavations in the Eight eatitudes; The Bronze Age Cemetery between Toterfout and Halve Mijl, North Brabant, Gro-nin- gen-Djakarta. Ook in: Palaeohistoria 2 and 3. Van der Heide, 1972: Graven naar het verleden. Archeologie van de Lage Landen van Ijstijd tot Middeleeuwen. Kooi, P.B. 1974: De oorkaan van 13 november 1972 en het ontstaan van hoefijzervormige grond sporen. Helenium 14 blz 57- Lanting, A.E., 1969: Iets over de grafgebruiken van de van de Standvoetbekercultuur. Nieuwe Drentse Volksalmanak. 87,pp 165-178. Lanting, J.N., 1973: Laat-Neolithicum en Vroege Bronstijd in Nederland en N.W.-Duitsland: Co ntinue ontwikkelingen. Palaeohistoria vol. XV. Louwe Kooijmans L.P., 1990: Bronstijdstrijd. Slacht offers van een oeroorlog. Natuur en techniek, 11 Noort van G.J., Peters H, 1990: Op zoek naar de doden. Recent archeologisch onderzoek op Texel. Historische vereniging Texel, no 14. Woltering, P.J. 1973: Wonen rond de Hoge Berg. Texel 6 no 2, 2-20. Uitg. Museum vereniging Texel. Woltering, P.J. 1974: 2000 jaar wonen: Opgravin gen op Texel, Spiegel Historiael 9, 322-335. Woltering, P.J. 1975: Occupation History of Texel, I The excavations at Den Burg: Prelimnary Report Berichten R.O.B. 25: 7-36. De titel van het medische boek is: Growth referen- ces from conception to adulthood. Proceedings of the Greenwood Genetic Center, Supplement no. 1, 1988. 19

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1995 | | pagina 21