15
richting van het skelet.
Kijken we nu naar de kwadranten:
Uit alle kwadranten zijn nabijzettingen be
kend (Lohof 1991, fig. 131). Er is een lichte
voorkeur om in het oostelijke deel van de
heuvel te begraven (Lohof 1991, blz. 214).
Wat wij in 'de Mars' geconstateerd hebben is
dus vaker vastgesteld voor wat betreft het kwa
drant van de nabijzetting.
De grafligging:
Onder grafligging wordt de plaats verstaan
waar het graf ligt binnen de grafheuvel, uitge
drukt in graden vanuit het middelpunt gezien.
De grafligging in deze grafheuvel in het Z/W
kwadrant is 220°. In de late Midden-Bronstijd
komt de grafligging van kinderen binnen dit
Z/W kwadrant het meeste voor tussen 220°
en 240° (Lohof 1991: fig. 129). Ook dit is in
overeenstemming met Noord-Oost Nederland.
Kijken we nu naar de richting of oriëntatie
van het silhouet:
Onder oriëntatie van het silhouet wordt ver
staan hoeveel graden het silhouet in de lengte
richting ligt t.o.v. het noorden. Uit fig. 130
(Lohof 1991) blijkt dat graforiëntaties van na-
bijzettingen tussen de 10° en de 170° voor
komen. De oriëntatie van de nabijzetting in de
dubbele paalkransgrafheuvel van 'de Mars' is
70°. In Lohof (1991 fig. 130) waar alle ori
ëntaties zijn uitgezet zien we dat de 70° bij
kinderen een zeer gebruikelijke graforiëntatie
is in nabijzettingen. We kunnen tevens consta
teren dat de graforiëntatie van beide graven -
zowel het centrale (110°) als de nabijzetting
(70°)- zo'n 20° van het oosten (90°) afwijkt.
Beide graven zijn daarom O/W georiënteerd
daar de O/W sectie ligt tussen de 65°en 115°
(Lohof, 1991 blz. 204, fig. 116-120). In de late
Midden-Bronstijd volgen in het algemeen de
nabijzettingen de oriëntatie van het centrale
graf (Lohof 1991: blz. 217). Deze is overwe
gend NW/ZO. De enige twee silhouetten die
gevonden zijn in dubbele paalkransgrafheu-
vels vormen hierop een uitzondering: deze
graven zijn O/W georiënteerd. Heel opmerke
lijk is dat de nabijzetting in de grafheuvel ook
deze O/W oriëntatie van het centrale graf
volgt. Lohof (1991 blz. 217) constateerde ook
voor Noord-Oost Nederland dat nabijzettingen
de richting van het centrale graf volgen. Over
schedeloriëntatie van nabijzettingen maakt
Lohof geen melding, vermoedelijk omdat er te
weinig gegevens over zijn.
Kijken we nu naar de houding:
Vóór de Vroege-Bronstijd begroef men de
mensen op de zij liggend in 'hurkhouding', in
de Vroege-Bronstijd in gestrekte ligging. Lan-
ting (1975) merkt hier over het volgende op:
(blz. 306 onder e) 'Hoewel bijzetting gestrekt
en op de rug liggend al in de Vroege-Bronstijd
(WKD fase) voor het eerst optreedt en deze
gewoonte overheersend is, wordt in de Mid
den-Bronstijd ook nog af en toe gehurkt en op
de zij liggend begraven.' Enige voorbeelden
volgens Lanting (1973) zijn Tumulus III op de
Radberg bij Hülsten en de Midden-Bronstijd,
grafheuvel Tumulus 10 te Hooghalen gem.
Beilen en een grafheuvel uit West-Friesland uit
de Midden-Bronstijd gelegen in Grootebroek.
Ook Lohof (1991 blz. 209) constateert in vrij
wel alle gevallen een gestrekte houding. Maar
er zijn wel uitzonderingen, zoals een volwas
sene met licht opgetrokken knieën op de rech
terzij. We mogen uit de constateringen van
Lanting (1975) en Lohof (1991) opmaken dat
in de Midden-Bronstijd het meest in gestrekte
houding begraven werd, maar dat hurk-
houdingen en houdingen met licht opgetrok
ken knieën zo nu en dan ook voor kunnen ko
men. Wat wij geconstateerd hebben in 'de
Mars' past binnen de waarnemingen van Lan
ting (1975) en Lohof (1991) voor de houding
van het silhouet. Zelfs het aanwezig zijn, zoals
hier wel het geval was, van een grafkuil is niet
persé noodzakelijk wanneer een grafheuvel
twee graven bevat. Lanting (1969) schrijft dat
in de grafheuvel van Emmerhout III twee pri
maire graven aanwezig waren, één van een
volwassene en één van een kind. Er was geen
insteek van een kuil zichtbaar, wat er op wijst
dat het grafje werd gegraven vóór het opwer
pen van de heuvel. Heel interessant is het
grafgebruik in West-Friesland uit de Midden-
Bronstijd waar een zeer uiteenlopende doden-
behandeling heeft plaatsgevonden. Louwe
Kooijmans (1990) schrijft op blz 754-755:
Teraardebestelling in diverse houdingen naast
crematie, grafheuvels naast vlakgraven en re/a-