19 Vredelust en het Gouden Dak. Deze boerderijen stonden er al rond 1700. Er werd maar weinig bij gebouwd, Ruimzicht Veeger vóór 1755, De Be twiste Rust (Kapberg), waarvoor (ws. i.p.v. Het Wit te Lam) een blok Mientgrond werd ontgonnen rond 1750-'70. Er was per boerderij een bepaalde hoeveelheid grond nodig, zodat er niet meer dan een bepaald aantal boerderijen kon bestaan. Pas als er grond werd ontgonnen kon er gebouwd wor den, en ook de kunstmest gaf meer opbrengst. In heel Nederland werd rond de eeuwwisseling de ontginning van woeste gronden aangepakt, zo ook op Texel en dat was het eind van de tijd dat hier (citaat Thijsse): 'wilde drassige heide lag, de Mien- te, een tooverland van wilde bloemen en vogels, dat zich uitstrekte van Den Hoorn tot voorbij De Koog'. Er ontstond een bos, door veel zware ar beid van de bosarbeiders. Thijsse, die veel op Texel bleef komen, zag het groeien en waardeerde het op zich wel: 'Op Texel aan de Botgraslaan staat een perceel veelbeloven de Corsicaantjes. Maar hier en daar vertoonen zich ook miezerige partijtjes.' En: 'Als wij nu het brugje over die afwatering gepasseerd zijn, komen wij in het bosch op een stuk weg, dat al werkelijk aan spraak zou kunnen maken op de benaming van laan. ledereen zal op deze plek moeten erkennen, dat er door de Staatsbebossching toch een zeer goed werk is verricht en dat Texel als woonplaats er heel wat aan heeft gewonnen. Bij alle goede dingen, waarop ons eiland trotsch kan zijn, ont breekt er toch dikwijls een begeerenswaardig iets en dat is luwte. En nu is het werkelijk een heel nieuwtje voor ons, oude Texelaars, om hier in het weliswaar nog niet zeer hooge dennenbosch schuilplaats te vinden en intimiteit. Om dit goed te beseffen moet iemand, die Texel voor het eerst bezoekt, juist zooals wij deden, eerste eenige dagen ronddolen over het eiland en eens flink tegen den wind in fietsen door Eijerland en Waal en Burg. Dat helpt prachtig, om dan den derden dag de bebossching te leeren waardeeren. Toen ik in 1890 en 1891 op Texel woonde, werd over de mogelijkheid van bebossching ook al heel druk gesproken. Vooruitstrevende Texelaars van die dagen hadden hun zinnen gezet voornamelijk op vijf dingen: een eigen stoombootdienst, een tram, een kanaal van Oude Schild naar Cocksdorp, een gasfabriek en de bebossching en ontginning van de Mient. Nu de meeste van die wenschen zijn in vervulling gegaan of zelfs door beter dingen vervangen. Practische mannen hadden ook al de bebossching zelf ter hand genomen, hoofdzakelijk met loofhout en daarvan getuigt nog het boschje van den Nieuwen Aanleg tegen de Mient aan. In mijn tijd meende men nog, dat naaldhout niet op Texel kon tieren. Van de velerlei deugden van den Oostenrijkschen of Zwarten Den begon men pas eenig besef te krijgen. Eerst na 1895 kwam er schot in de zaak en thans in 1927 zijn al honderden hektaren beplant. Die Zwarte Den komt in hoofdzaak voor in twee verscheidenheden: de Oosten rij ksche en de Corsicaansche Den. Vooral de laatste is zeer goed bestand tegen den zeewind en 't is een lust om te zien hoe sommige perceeltjes prachtig gedijd zijn.' Misschien zou Thijsse als hij het bos na 100 jaar nog eens kon zien, er vrede mee hebben. Misschien ook niet, want de Texelse Mient was echt uniek. Irene Maas Citaten uit Jac. P. Thijsse Verkade Album Texel, Onze Duinen. Verdere gegevens deels uit verslag Meeuwissen en Watmans en uit Worsteltentarchief van W. Koomen en van horen zeggen.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1995 | | pagina 21