DE LAATSTE PLAGGENHUTTEN 15 De Texelaars herinnerden de Gecommitteerden aan deze eerdere maatregelen waarbij de regering toch het goede voorbeeld had gegeven. Met deze gegevens in het achterhoofd moest het de machthebbers toch duidelijk zijn dat een belasting van 25% op de uitgevoerde wol de nekslag zou zijn voor de boeren? De bestuurders werd tevens gewezen op de belangwekkende rol die Texel speelde ten tijde van stagnerende handel toen de veepest op het vaste land alle handel smoorde. Texel zorgde er toen toch maar voor dat de leveranties konden doorgaan. VERZOEK OM BEGRIP Deze brief werd doorgespeeld naar de 'Heeren Gecommitteerde Raaden in Westvriesland en het Noorder-Quartier' waar het gehele probleem op schrift werd gesteld door Hendrik van Stralen Jz. op 10 mei te Hoorn. Dit geheel werd vervat in een advies aan de Heeren Staaten van Holland ende Westvriesland. Over dit onderwerp waren eerder al 6 brieven binnengekomen. Deze worden tegelijkertijd behandeld door de Heeren van de Ridderschap en verder de Gecommitteerden belast met het bestuur inzake de Commercie en Navigatie. Tevens vergaderen deze 'met een/ge van de Hollandsche Raaden en Ministers van de Collegien ter Admiraliteit in deeze Provincie resideerende' Zij worden verzocht, alvorens te besluiten, eens goed na te denken over de positie van de Texelse schapenhouders en de aangevoerde argumenten. Van Stralen schrijft volledig begrip voor de situatie van eilanders te hebben, die hun bestaan hoofdzakelijk moeten zoeken in de schapenteelt. De brief van de Texelse boeren eindigt dan ook met het verzoek, dat indien de belasting op de wol inderdaad doorgaat, men verlichting zal krijgen via een garantieprijs voor de wol van minimaal 11,5 stuyvers per pond. Mede door de verhoging der dijklasten, nog niet lang daarvoor, vraagt Van Stralen begrip en vertrouwt erop dat de Edele Groot Mog. Gecommitteerden naar derzelver bekende wysheid en billykheid zullen oordelen. Gelein Jansen Uit: Extract uit de Resolutien van de Heeren Staa ten van Holland ende Westvriesland, in hun Ed. Groot Mog. Vergaderinge genoomen op woensdag den 16 mey 1792. Eeuwenlang leefden de meeste mensen in wonin gen gemaakt van wat in de omgeving te vinden was: in Holland dus hout, riet, plaggen of zoden. Bakstenen waren duur, ook in de steden werd steenbouw pas in de voorlaatste eeuwen alge meen, vooral met het oog op brandgevaar. Texelse boerderijen bestonden ook voor een groot deel uit hout en riet, alleen de buitenmuren waren opgebouwd uit steen, de dragende constructie van het vierkant was vaak van scheepsmasten. De minder welgestelden woonden in een 'zooien huus' waarbij de wanden van plaggen waren. De dakspanten kwamen van het strand; bij de hut van de oude 'Pagga' waren daarvoor roeispanen gebruikt (de boer een mast, de knecht een roeispaan...). Plaggenhut op Vlieland De primitieve woningbouw de plaggenhut, de plaggen gestoken in het duin of gehaald uit het aangeslibde land.De vloeren waren 'betymert' of ook wel belegd met zoden 'groot en viercant, omtrent twee voet breet en twee voet lanck en over drie vingers dick'Soortgelijke zoden werden gebruikt voor de wanden en de zodenbanken buiten het huisOok de dakbedekking bestond uit zoden, deze waren 'driecant, elcke zijde is breet omtrent vijf of zes vingeren' D. Vermeulen, 'Op zoek naar Vlielands verleden' Deze huizen waren niet zo oncomfortabel als men wel denkt, de beelden uit Drente gelden niet voor de kust. Men had hier de beschikking over juthout, zodat de boel netjes met hout betimmerd kon worden binnenwerks. De dikke zoden wand gaf een prima isolatie. Meestal betrof het een eenkamerwoning met bedsteden. Een open haard voor verwarming en koken met water uit de regenton of kolk. -€jqjzv. 2.oaiavu -$jxuA, -tzcosyv/ dz, tvuótckl.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1995 | | pagina 17