ZINGEND DOOR DE FRANSE TIJD
6
'wijl het volk daar sterk naar verlangd en niet zonder
veel moeite te houden zal zijn' (2 februari 1795).
Toen Reyntjes, daartoe ontboden, enige dagen later
in 's-Gravenhage een en ander nog persoonlijk toe
lichtte, sprak hij van 'eene zeer zware gisting onder
de equipagien'. Vandaar dat men besloot de beman
ning van de schepen met ontslag te sturen, hetgeen
tenslotte in de maanden maart en april gebeurde,
zonder dat het tot werkelijke ongeregeldheden
kwam. Hoewel in het verleden tijdens strenge win
ters meermalen voorgekomen is dat de Zuiderzee
zodanig was dichtgevroren dat men er te paard over
heen kon gaan en dit wellicht ook in 1795 mogelijk
was en misschien zelfs gebeurd is, was dit voor het
bereiken van de oorlogsschepen in het Nieuwediep
niet nodig en is dit ook niet gebeurd. Voor de Britse
historicus Alison was het werk van Thiers waar
schijnlijk de bron voor dit verhaal. Hij vermeldt
Thiers althans in zijn literatuuropgave. Ook andere
auteurs beroepen zich op deze gezaghebbende his
toricus. Maar hoe komt Thiers aan dit 'Indianenver
haal' of zo u wilt aan deze 'oorlogspropaganda'? De
Jonge neemt aan dat het verhaal afkomstig is van de
luitenant-generaal Henri Jomini (1799-1869) wiens
werk vóór dat van Thiers e.a. het licht zag. Het
vijftiendelige werk van deze Franse militair en his
toricus, getiteld 'Histoire critique et militaire des
guerres de la Révolution', was inderdaad reeds in de
jaren 1819-1824 verschenen. Hij spreekt overigens
niet over een toegevroren Zuiderzee, maar vertelt al
leen dat detachementen ruiterij en lichte artillerie
door Picheru naar Holland gezonden worden 'avec
ordre de traverser le Texel', teneinde Hollandse
oorlogsschepen die daar ten anker lagen te over
meesteren. Welnu: 'de Fransen snelden over de ijs
vlakten, kwamen bij de oorlogsschepen en over
meesterden de vloot zonder tegenstand'. 3)
Er is daar, volgens Jomini, niet gevochten. De sche
pen zaten vast in het ijs. Alleen niet bij Texel, maar
in de haven bij Den Helder. Zou dat voor een
Fransman die hier nooit geweest was, van wezenlijk
belang geweest zijn? Men sprak toch algemeen van
de vloot bij Texel (en Zeeland)? Maar het benade
ren van vastgevroren oorlogsschepen door soldaten-
te-paard, dat sprak wél tot de verbeelding. En een
maal doorverteld wordt zo'n verhaal toch steeds
mooier?
J.T. Bremer
Literatuur:
1) A. Thiers, Histoire de la Révolution francais (1823-'27), deel 3,
p. 158; A. Alison, Histoiy of Europe (1833-'42), deel II, p. 270
2) J.C. de Jonge, De geschiedenis van het Nederlandsche zeewezen,
deel 5, 2e druk, 1869, blz. 184, 190
3) H. Jomini, Histoire critique et militaire des guerres de la
Révolution (1819-1821), deel 6, p. 208
Zoals alle episoden uit de geschiedenis kent ook
deze tijd haar zogenaamde volksliedjes. Eigenlijk
begon het al na het bezoek van de Amerikaanse
kapitein John Paul Jones aan Texel, waarbij hij zijn
Engelse krijgsgevangenen bij de Schans aan land
zette. Dit gebeurde op 18 oktober 1779 en de
patriottische gevoelens waren al zo duidelijk dat de
Amerikaan overal in Holland werd toegejuicht. Alzo
ontstond het lied 'Hier komt Pauwel Jonas aan',
waarvan enkele regels:
'Hier komt Pauwel Jonas aan
't Is zo'n aardig ventje
Een geboren Amerikaan
Gans geen Engels ventje'
De patriottische stemming steeg en uitte zich in de
vliegende legertjes, de fantasieuniformen en de
breedsprakige redevoeringen van de nieuwe volkshel
den. Reden genoeg voor de tegenpartij om een
spotlied op de markt te brengen:
'Wat zullen onze patriotjes eten
Als zij in het leger zijn
Een kieksken aan het spit gesteken
Dat zullen onze patriotjes eten
Kapitein, luitenant' enz.
Het was allemaal nog voorspel, in 1795 kwam dan
toch de revolutie en met deze de Franse sansculot
ten. Deze brachten op hun beurt weer een muzikale
revolutie mee, nl. de vlugge wals. Wel kende men
hier natuurlijk de driekwartsmaat, maar in een veel
statiger tempo. Een leuk voorbeeld van deze nieuwe
stijl is het oorspronkelijk aan Texel toegeschreven
liedje 'Wie gaat er mee naar Wieringen varen'. De
walsmelodie hiervan is nl. afkomstig van het Franse
soldatenliedje 'Cadet Rouselle'. Dat was het begin
en het leek allemaal zo aardig, maar het getij keerde
tamelijk vlug: 'Eertijds was de prins in 't land en nu
die kale Fransen'. Het liedje 'Hop Marianneke'
verraadt al een verkoeling in de revolutionaire elan.
In 1799 begroette men de gelande Engelsen en
Russen dan ook als bevrijders. Die bevrijding kostte
echter nogal wat. Voedsel voor mensen en dieren
werd bij tonnen gevorderd en betalen was er niet bij.
Geen zorg, volgens opperbevelhebber Mitchel was
het schip met geld onderweg:
'Voor Skilge lag een schip
Een wonder te aanschouwen
Zo sierlijk opgebouwd
Van coromandelhout'