15
der aan Den Hoorn was. Als borgen had hij aange
zocht een landeigenaar, wonende op de Witte Engel
(Hoornderweg 11), Jan Jansz Bakker (1802-1887) en
de Hoornder broodbakker, Jan Albertsz Bruin.
Perceel 2 werd in 1896 hernummerd in perceel 6 met
een oppervlakte van 263 ha.
PERCEEL 3:
Liggende bezuiden van paal 10 en de Oudeweg.
Hierin lagen Mientgronden, de Bollekamer en een
deel van het Groote Vlak. Dit perceel is in 1896
hernummerd in perceel 7 en had een oppervlakte
van 203 ha.
1870/1875: voor 750,- pachtte Pieter Jansz de
Jager, veehouder aan Den Hoorn (Hn 1815-Hn
1880). Hij kon volstaan met een borg en dat was de
aannemer van publieke werken te Oudeschild,
Willem Jacobsz Hillenius, geboren te Sd 1815. (Zou
dit een 'dienstkameraad' zijn geweest?)
1876/1881: Nu moest Pieter de Jager voor hetzelfde
perceel 1260,- pacht opbrengen. Naast Hillenius
trad als borg op Simon Reijersz Smit (Sd 1822), die
ook aannemer van publieke werken werd genoemd.
Pieter Pietersz de Jager (Hn 1847) kan in 1880 en
1881 in de rechten van zijn vader zijn gekomen.
PERCEEL 4:
Ten zuiden van paal 11 en de Jan Ayeweg, waarin
Zoodenvlakte, het Pieter-Roos-vlak en een stukje
moeras, dat verdween na 1895 door het graven van
de 'Hoofdafvoersloot'.
1870/1875: voor 710,- pachtte Betje Klaas Kalis, die
in 1870 ook perceel 5 verwierf en in 1876 perceel 2
zou gaan 'opjagen'. Zij volstond in 1870 met een
borg, de eerder genoemde veehouder in de Prins
Hendrikpolder, Simon Daalder.
1876/1881: voor 1410,- werd de pachter Jan Dirksz
Boon, veehouder aan Den Hoorn (1835-Hn 1880).
Hij was in 1870 de pachter van perceel 1 en 2 en
'moest toch wat'. Voor hem tekenden als borgen
Pieter Jacobsz Kok, die dat jaar op perceel 5 zou
komen en de eerdergenoemde Maarten Cornelisz
Koorn, veehouder in De Westen, ook een echte
duinboer.
PERCEEL 5:
Dit driehoekige stuk lag tussen paal 11 en 13 en de
Jan Ayeweg, waarin het Noordvlak en een deel van
het Nattevlak.
1870/1875: voor 545,- was ook hier Betje van Klaas
Kalis de pachtster en haar bekende borg Simon
Daalder.
1876/1881: voor 1085,- verwierf Pieter Jacobsz Kok
hier de rechten. Met als borgen Jan Dirksz Boon en
Maarten Cornelisz Koorn. Dit drietal kwamen -zij
het in andere volgorde- al bij perceel 4 voor en in
1870 ook bij perceel 6.
PERCEEL 6:
Tussen de strandpalen 13 en 14 en de Jan Ayeweg
en de Fonteinsweg met daarin een deel van het
Nattevlak en de Mient, bezuiden de Fonteinsnol.
1870/1875: voor 650,- werd de pachter Pieter
Jacobsz Kok en als borgen Jan Dirksz Boon en
Maarten Cornelisz Koorn.
1876/1881: voor 1410,- was de hoogste bieder en
pachter, Jan Tijsz Zijm (Hn 1827-Ed 1897), veehou
der aan den Hoorn. Twee Hoornder collega's teken
den voor hem: Biem Cornelisz Lap van 1814 en
Pieter Willemsz Visser van 1822.
PERCEEL 7:
Tussen de palen 14 en 15 en de Fonteinsweg en de
Bakkenweg, waarin de Mient en Biesbosch.
1870/1875: voor 425,- Maarten Cornelisz Koorn
met als borgen (hoe kan het anders) Pieter Jacobsz
Kok en Jan Dirksz Boon.
1876/1881: voor 910,- werd Hoornder veehouder
Dirks Jansz Drijver (Hn 1835-Hn 1912) de pachter.
Hij was getrouwd met Antje Jacobs Remmers. De
ene borg was zijn schoonvader, de ondeiwijzer Jacob
Klaasz Remmers (Hn 1815-Hn 189.) en de andere
zijn zwager, Klaas Biemsz Lap van 1849, de veehou
der, getrouwd met Klasina Jacobs Remmers.
PERCEEL 8:
Tussen de palen 15 en 16, de Bakkenweg ten oosten
van de Rozendijk tot de Grensweg, waarin Mient,
Oude Kooi en de Bleekervallei.
1870/1875: voor 520,- werd de pachter, de veehou
der op de Worsteltent Willem Jansz Smit (1832-
1919), die volstond met als borg zijn broer Hendrik
Jansz Smit (Hn 1828-Weilust 1913) toen veehouder
op de Kerkeplaats (Laagwaalderweg 18/20).
1876/1881: voor 1070,- kon nu weer Willem Jansz
Smit pachten, doch zijn borgen waren toen de
Hoornder veehouders Lammert Tijsz Zijm (Hn 1846-
Paterson 1928) en diens vader Jan Tijsz Zijm (Hn
1827-Ed 1897).