13
jaaropbrengst het enorme bedrag van 15.750,-
heeft belopen. Zulke revenuen zal de Provincie niet
zo maar uit handen hebben gegeven. De ontwatering
van de Westerduinen kan wel voor 1881 zijn begon
nen, omdat de pachter die niet alleen moest toe
staan, maar ook de sloten moest onderhouden.
Art 8.
r>c pachter moet de van wege de provincie gegraven of nog te graven
uitwateringa-alooten voor loover deze in zijn perceel zijn gelegen, op de
afmetingen waarop ze zijn uttiigok-".!, onderhonden.
In de maand August'uë van eiï jaar zat dt>or do direi.tie vun den *u
teiotuat over die alooten ëchouw werden gelieven.
Art 9.
De verpucliti-r belioüdt zich liet regt voor 0111 in de vern«--lité perce«lcu
de vermenigvuldiging van het konijn en ander schadelijk gedierte, ho*
ook genaamd tegen te gaan ea om do uitroe ij iug daarvandoor welke
middelen ook, te bc vordfcicii.
De sloten zijn gedeeltelijk gegraven. De konijnenvangst is geen
alleenrecht meer van de pachter.
De beide publieke verhuringen vonden plaats in de
Vergulde Kikkert, dat op 8 december 1869 een lo
gement werd genoemd en op 6 november 1875 een
'locaal' was, waar notaris Willem Henri Bruno Bok
overging 'tot de achtervolgelijke voorlezing aan de
bijeenverzamelde menigte'. Namens de Gedeputeer
de Staten der Provincie Noord Holland was aanwezig
Jean Marius Frederic Wellan, Ingenieur van den
Waterstaat. Kon notaris Beets in 1815 voor de drie
percelen nog volstaan met NEGEN artikelen en om
elf uur beginnen, nu startte notaris Bok een uur
eerder om de 27 artikelen voor te lezen en de 19
percelen aan de man te brengen.
Art. in.
Do vnlleijcn en micntveWen zullen als bouwland rrmgeu worden gebezigd
Het bebouwen of betcelen van hongcre (Tuingronden ls echter verbalen.
Art 11.
Het is den pachter ook vergund houtgewas te polen. Hij zal het echter
bij het eindigen of vervallen uer pacht niet mogen uitroeijen of vernietigen.
Art IJ.
Het steken van ro«Ion of pinggen nmg alleen geschieden voor eigen
gebruik op aanwijzing et» met toestemming der directie. Het verkoopen
of wegruimen daarvan is volstrekt verboden.
Art 18.
Het weiden van schapen, alsmede het hooijen is toegestaan mita daar
door gren schade aan de duinen woele tocgeoragt, ter beoordeeling van
de directie.
Behalve op de m» en f groncicn en in de valleijen is het weiden van alle
ander vee verbalen; de pachter is ten aanzien van dit punt ond^r-"
worpen aan het provinciaal reglement tot beveiliging der duinengooi-'
gekeurd bij koninklijk besluit van 25 November 1842 N®. 70. (Provinci
aal bladl 851 N''. 111.)
In de valleijen en op de roientgTonden is het weiden van ander ve«
vergund, mits die gronden door slooten, tuinwallen of houten scheerin
genhnog een cl, ten genoegen van de directie worden afgesloten.
Art. 14.
Het sfroo en de meststoffendie op de verpachte pereoclnn vallen, moe
ten daar blijven cn tot bemesting dier perceelen gebezigd worden.
Het gebruik was ten opzichte van eerder ingrijpend veranderd.
PERCEEL A: Bevatte de duingronden tussen het
Horntje en het Hoornder Nieuwland, benoorden de
Mokbaai, maar hierbij ook het buitenveldje van het
Horntje.
1870/1875: voor 245,- werd de pachter Biem
Cornelisz Lap (geboren in 1814) landeigenaar en
veehouder in Den Hoorn. Zijn borgen waren zijn
zoon, Dirk Biemsz Lap (van 1842) en zijn oomzegger
Arie Ariesz Lap (van 1844).
1876/1881: grappig was hier een doorhaling in de
akte van de toegewezen pachter 'Willem Hol,
veehouder, wonende' Deze Willem Hol van 1813
woonde 'op een stukje grond aan 't Horntje, ter
grootte van 59 vierkante ellen, in de hem toebe
horende woning'. Voor 330,- werd nu de pachter
Dirk Jansz Daalder (Hn 1840-Eendracht 1902)
landbouwer in de Prins Hendrikpolder. Als borgen
traden zijn broers op. Simon Jansz Daalder (Hn
1839-Bg 1928) en Jan Jansz Daalder (PIJP 1851-Bg
1824) waren beide veehouder in Den Burg. ALLE
pachtsommen waren per kalenderjaar en moesten in
twee termijnen worden betaald, voor 1 juli en 1
december.
PERCEEL 1:
Dit werd aan de noordwestzijde begrensd door een
lijn tussen paal 8 en 7 naar De Kuil en omvatte ook
de Stuifdijk ten zuiden van de Mokbaai.
1870/1875: voor 460,- werd de pachter Jan Dirksz
Boon, veehouder in Den Hoorn (1835-Hn 1880). De
borgen waren hier Maarten Cornelisz Koorn (1833-
Bg 1922), veehouder in De Westen en Pieter (Jaco
bsz) Kok, veehouder in Den Hoorn, rijk gezegend
met zes zonen.
1876/1881: voor 965,- Betje Klaas Kalis (1815-
1902), zonder beroep, weduwe van Martinus Pietersz
Langeveld (1815-1868). Deze pachtster zal voor
beroering in de zaal hebben gezorgd door dit bod uit
te brengen, dat de verdere pachtprijzen bijna heeft
verdubbeld. Haar borgen waren Simon Jansz Daal
der, die ook borg was voor het perceel A. De andere
borg was een zoon van Betje, Klaas Martinusz
Langeveld (1847-1906) die toen nog veehouder was
in Den Burg. Perceel 1 werd in 1896 hernummerd in
perceel 5 en was toen 234 ha groot.
PERCEEL 2:
De lijn bezuiden paal 9 en de noordwesthoek van
polder De Naai, waarin het Pompevlak en een deel
van het Groote Vlak.
1870/1875: voor 380,- werd Jan Dirksz Boon de
pachter, terwijl hij al perceel 1 had bemachtigd. Zijn
borgen tekenden ook voor dit perceel. In 1876
pachtte hij perceel 4.
1876/1881: voor 520,- werd de gebruiker Pieter
Jacobsz Bakker, die eerder zeeman en dan veehou-