'Het is mij voor waar verteld' door Irene Maas
23
HARD WERKEN
'Dat hééle end fan Catharinahoe-
ve tot Bosch en Duin hèw ik op
mien rèèg had...'
Jan de Port zei ook wel: 'Dat
hééle stuk bos deer, hèw ik op
mien donder had'. En dat was
ook letterlijk zo. Ze spitten
stroken in de heide, en droegen
de jonge boompjes daar in man
den op hun rug heen. Dan wer
den ze geplant. De stroken
moesten daarna steeds worden
gewied om de boompjes te laten
overleven.
'TWIE IN IEN GAT'
De oude Texelaars, die niet gewend
waren aan bos, zagen de hele
onderneming somber in. Misschien
dachtten ze echt dat er op het
zoute winderige land geen bomen
konden groeien. Er waren weinig
boerderijen met boomsingels en de
Nieuwe Aanplant (nu bijna 200
jaar oudmaakte ook geen grote
indruk. Maar als er voor betaald
werd, wilden ze best bomen plan
ten. Maar: 'Doen der maar twie in
iên gat', zei oude Klaas Maas (van
Windy Ridge), 'ze gane toch ke-
pot...'
NIET ROKEN (1930)
Vroeger werd gesurveilleerd
tegen roken in het bos. Jaap de
Porto had dienst. Iemand stak
een sigaret in de mond en werd
meteen op de vingers getikt:
'Niet roken!'
'Man, hij brandt niet'
'Ok niet met een uute sigaret!'
DE FIJNEN IN DE BOSSIES
Pieter Jan Bremer en Martje
Krijnen woonden van 1906-1910
op de Catharinahoeve. Zodoende
waren ze buren van boswachter
Min. Ze gingen wel bij elkaar op
bezoek en bij zo'n gelegenheid
beklaagde Min zich erover dat hij
het op tweede Pinksterdag zo druk
had met het verjagen van de Fij
nen uit Oosterend die in zijn jonge
aanplant lagen. Het was de enige
dag in het jaar dat ze niet hoefden
te werken of naar de kerk moesten,
en het weer goed genoeg was voor
een tochtje naar De Dennen. Min
was zelf katholiek en zei dat de
Fijnen toch ook maar gewone
mensen waren!
TAKKENBOS (1910-1920)
De jongens van de gezinnen rond
het bos gingen vaak naar school
met een takkenbos op de rug
voor de bakkers.
BLISSIE
Marietje Bakker (nu zuster Barba-
ra) woonde na de dood van haar
moeder Dieuwertje Witte in 1912
met haar vader Willem Bakker bij
haar grootouders Meijert Bakker
en Marretje Witte op Hoog Koog.
Meijert had wat schapen op een
landje achter op de Okusweg. Ma-
rietje ging op mooie avonden wel
eens mee met de bakwagen, naar
de beesten kijken. Ze kwamen dan
ook langs het huisje van Michiel
Witte, de ouwe Miggel (nu Rozen-
dijk 45). Oppa zei dan een versje:
'Wup, zee Wullem Visser,
Mars, zee Sieme Deet,
Wel verdik, zee Miggel,
een blissie in me keet!'
Waar dat op sloeg heeft Marietje
nooit gevraagd. Is er iemand die
het nog weet?
ETEN IN OORLOGSTIJD
In de eerste en tweede wereld
oorlog was het SBB ingeschakeld
bij de levensmiddelenvoorziening.
Bijv. bij de Rovershut werden
citroenbonen gezaaid. Ouwe
Klaas Maas trok de voor en
jonge Cor Bakker deed de boon
tjes erin. Op het Vierkante Stuk
(nu recreatieveld) aan de Ploege-
landerweg werd in de tweede
wereldoorlog graan verbouwd.
TURF (1943-1945)
De boompjes van het Turfveld
kregen ter ondersteuning van de
groei elk een halve turf mee, die in
de speciaal daarvoor verbrede sloot
was doorweekt met water. In de 2e
wereldoorlog moest men omzien
naar brandstof (ook het strand was
afgeslotenDe bomen op het
Turfveld konden nu wel verder
zonder turf. Kinderen gingen
zodoende met schep en jute zak te
turfgraven!
Ploegelanderweg, huis van Bakker 't Ouwe Wekkertje', nu van C. Visser
(verz. I. Maas)