19 Otitgirittini!; „tVestermïcni* Bosc.au-.:<-htomvoaiög Tejfèt (verz. M. Stoepker) het huis stond, na goed 60 jaar, zag ik alles weer voor me, en 't eerste wat ik dacht was: wat moet het vader en moeder zwaar gevallen zijn om dit 'paradijs' te ruilen tegen dat kleine huisje in Venray, aan weerszijden inge bouwd; aan de voorkant de straat en achter het huis de schoenfa briek van 'Jan den Duvel'. Maar vanwege de kinderen moesten ze wel van Texel weg; op 't hele eiland was alleen lager onderwijs en mijn oudste broer was al 14 jaar en zat in de achtste klas. Maar nog steeds ben ik blij dat ik de eerste jaren van mijn leven daar heb mogen rondlopen, omdat ik ervan overtuigd ben dat de eerste jaren van je leven grote invloed hebben op je gevoel voor de natuur. We woonden zo'n 4 km van Den Burg en moesten elke dag te voet naar school, winter en zomer. Ik was nog maar net 5 jaar en herinner me van dat lopen alleen dat we door de schapenweiden liepen, over walletjes klauterden, kikkers vingen en veel schik hadden. Van sneeuw en regen, kou of hitte niks! Tussen de middag aten we bij goeie kennis sen van mijn ouders boterham men. Iedere dag een heel brood, en kaas maakte onze moeder zelf, want we hadden één koe en vader ruilde elk jaar die koe in. Nou snap ik wel waarom: ieder jaar een verse en we dronken de melk warm van die koe. En ieder dag verse vis, zo uit de zee. Geen wonder dat wij gezonde blagen werden. De kippen liepen vrij rond en daardoor kwam het dat we vaak een geklutst ei kregen. Dat mochten we zelf klutsen met een vork en met veel suiker. We aten ook pap en van de melk die overbleef karnde moeder kaas. Vader deed al het werk te voet; dwars over Texel, Vlieland en Terschelling liep hij in 3 dagen te voet door de duinen, waar de werklui helm en dennen plantten. Die heeft heel wat afgetippeld, 18 jaar lang. Van de 10 kinderen die op Texel geboren werden, ging de oudste dood; hij was toen 7 jaar. Nog de hele dag naar school geweest, gezond thuis gekomen en in een paar uur dood. De enige dokter van het eiland was met het rijtuig naar Oudeschild en kwam te laat. 'Vliegende kroep' noemden ze die ziekte. Hij ging dood in 1905 en een paar maanden later werd ik geboren en vanzelfsprekend kreeg ik zijn naam. Dertig jaar later toen ik met verlof uit Indië hier was, vroeg ik aan moeder, die al zwaar ziek was (en een half jaar later stierf): "Moe, denkt u nog wel eens aan 'grote Theo'". "Maar mijn jongen, hoe kun je dat vragen, er is geen dag voorbijgegaan dat ik niet aan die jongen gedacht heb. Ik hoop dat jullie zoiets nooit overkomt." Vlak bij ons woonden de Smitjes, 4 broers en 2 zusters die geen van allen getrouwd waren. Ze hadden veel schapen en ook koeien. De oudste heette Jan en daar was ik het 'handlangertje' van. Ik mocht altijd met ze mee op de kar en kreeg vaak een lange harde koek. Zo'n koek noemen ze nu nog 'blauwe koek'. Maar Jan vertelde mij dat de blauwe koek door de kleine kalfjes gepoept werd. Op een keer was ik, ventje van 4 jaar, weer bij Jan in het kalverhok. Daar tilde een kalf zijn staart op i&Ü Boerderij 'De Mient', later 'De Worsteltent'

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1993 | | pagina 21