Staatsbossen op de mientgronden Thans bestaat een belangrijk gedeelte van ons eiland, ruim 500 ha, uit Staats bos, 'de Dennen' genoemd. Ik doe een poging om in kort bestek een overzicht te geven van het ontstaan en de ontwikkeling van het bos gelegen tussen de Westen en de Californiëweg en wel in de periode van 1898 tot en met de jaren dertig. Het in cultuur brengen en beheren van weiland blijft buiten beschouwing. Vóór 1895 Vanaf 1895 11 De tussen de Westen en De Koog gelegen mientgronden bestonden voor het grootste gedeelte uit heidevelden, op de lager gelegen gedeelten weidege bied en op de laagste plaatsen moerassen en plassen. Namen als 'Botgras' en 'Natte Vlak' herinneren daar nog aan. Na de 'overal-weiding' kregen in de 17e eeuw de Kogers het recht het land te verbeteren (v.d. Vlis, pag. 51, 55, 58). Nadien bestond er nog lange tijd gemeenschappelijk gebruik van de weidegronden, 's Zomers werden plaggen gestoken en gedroogd voor brandstof waarvoor men 's winters ook heide stak. Hieraan kwam een einde toen in 1829 de duin- en mientgronden in beheer bij de provincie (sinds 1819) in erfpacht werden uitgegeven voor 25 jaar aan H. van Lit op Texel. Daarbij werd het roven van zoden verboden, ook vanwege verstui vingsgevaar. Vanaf 1876 kwam het beheer van de Staatsgronden weer terug bij de Staat. ONTGINNING Tegen het einde van de vorige eeuw bestond er een landelijke tendens om woeste gronden vast te leggen alsmede productief te maken. Hierbij kwam ook Texel aan de orde want in 1895 werd voor rekening van de Staat de Nederlandse Heidemaatschappij belast met de ontginning en bebossing van de duin- en mient gronden. Teneinde zekerheid te hebben over het voortbestaan en het niet voortijdig kappen zou de aanleg en het beheer het beste in handen van de Staat zijn. Zo kon de heer N. Min, opzichter van de Ned. Heidemij in 1895 beginnen met de aanleg van wegen en het graven van sloten voor ontwate ring van de natte gebieden. Toen in 1899 de rijksdienst Staatsbos beheer ontstond, nam die het werk over en werd voornoemde heer Min ook boswachter. Min vestigde zich in 1896 in een huisje aan de zuidpunt van de Mient bij de Jan Ayeweg, waar hij in 1897 ook een kwekerij aanlegde, de 'Vergeven Hoek'. Kwekerij en woning lagen in de luwte van een hoge duinenrij, de 'Okus-richel'. Het was in deze directe omgeving waar in 1898 de eerste bebossing plaatsvond en een weg naar de Fonteinsnol aangelegd werd. In dat jaar werd ook een gedeelte van de Fon teinsnol beplant. Bij deze hoge nol ontsprong nog een bron, die echter door de ontwatering is opgedroogd. Blijkens het kasboek van Min werd voor het stroken spitten in februari-maart en april 1898 533,07% en voor planten in maart en april 1898 356,67% betaald. WERKOMSTANDIGHEDEN Het was voor Min moeilijk wer ken, omdat hij slechts beperkte middelen had en het daardoor hoofdzakelijk met tijdelijke werkkrachten moest doen. Hier volgt een gedeeltelijk citaat van een brief d.d. 10 januari 1899 aan zijn directeur over het aantal arbeiders en hun loon: 'Het aantal vaste arbeiders be draagt hier slechts één (nl. Jan Boon). Zijn loon bedraagt voor den zomer, dagen van 6 uren tot 6 uren, 1,20. Kortere dagen 1,-. Het loon van de jongens bedraagt naar gelang van ouderdom en geschiktheid van 0,50 - 0,80 per dag. In de zomer zijn slechts eenige jongens en een paar man nen werkzaam, in de herfst slechts drie jongens die geschikt zijn. Het komt mij voor dat aan de losse arbeiders geen loon betaald moet worden als zij niet werken omdat het onrechtvaardig zou zijn, de één zou van huis gaan en de ander thuis blijven bij slecht weer, enz. In het belang van het werk zou het goed zijn dat er iets meer loon betaald werd in de zomer, ook zou dit voornamelijk ijverige arbeiders kweeken. Bij v.b. 1,30 tot 1,50 daags en alleen als er weinig arbeiders noodig zijn. Wel zou het goed zijn indien er 3 of 4 vaste arbeiders werden aangenomen. In een brief d.d. 12 december 1900 doet Min opgave van perso nen, die geregeld werkzaam zijn, namelijk: J. Boon Jzn, C. Knaap, S. Klaver, L. Eelman, J. Huisman, J. Abbe- nes en C. Boon, waarvan alleen L. Eelman thans weer aan het werk is. Loon: alle 1,20 des zomers en 1,10 's winters (dit is

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1993 | | pagina 13