8 m 8 CL) ■+-J C/3 OD C b u ARRONDEREN Voordat boompjes op duintjes en duinmassieven geplant werden, werden deze eerst 'gearrondeerd', dat wil zeggen dat de toppen werden afgevlakt en de steile kanten werden weggewerkt. Zo kregen de duinen een gelijkmatig ronde vorm waardoor de wind er minder vat op had en waarop het gemakkelijker planten was. Direkt na het arronderen en ook na het spitten of ploegen van vlakke terreinen, werd het kale zand vastgelegd. Hierin was men uit angst voor verstuivingen heel precies. Het kon gebeuren door het aanplanten van helm of bos jes stro, maar ook werd gemaaide hei, ruigte of kruipwilg uitge strooid. Een tweede voordeel van deze werkwijze was dat hierdoor het bodemoppervlak minder snel uitdroogde. Vermeldenswaardig is dat in het zuidelijk deel van het bos in 1917-1918 een perceel is diepgespit door geïnterneerde Belgen. Het perceel luistert nog naar de naam Belzenbos. MENGOPSTANDEN Vanaf 1912 is men bij de bosaan leg met mengopstanden begon nen die bestonden uit eik en Oostenrijkse of Corsicaanse den. Hiermee brak een nieuwe perio de in de bebossing aan. Men stel de zich ten doel op de lagere plaatsen een loofbos te creëren en op de hogere plaatsen een met loofhout gemengd naaldbos. Daartoe werden later oudere percelen ondergezaaid met eikels. Omdat de dennenopstanden aan vankelijk veel te dicht waren, mislukte dit grotendeels. Vanaf het begin van de jaren twintig werden ook direkt eiken tussen de dennen geplant, terwijl in het zuidelijk bosdeel diverse percelen werden ingeplant met een Sitka- spar-dennen-eiken menging. Pas in de jaren zeventig toen het veel oudere bos door dunningen en de gevolgen van enkele zware stormen aanzienlijk opener was Spitten op de Mient bij boerderij Westermient Nu: Grensweg tegenover camping De Koornaar (verz. I. Maas)

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1993 | | pagina 10