5 na enkele uren genoodzaakt voor anker te gaan. Pas twee dagen later, op 12 september, ging men opnieuw onder zeil en weer twee dagen later, op 14 september 's morgens om 9 uur, bereikte men de rede van Texel. Daar lagen de andere schepen van 's Lands vloot onder bevel van schout-bij-nacht Van Braam, alsmede een aantal te convooieren koop vaarders, in 's Lands Diep nabij de derde ton ten anker. 1) GUNSTIG WEER De weersomstandigheden waren gunstig, het zicht was goed en nadat het sein van verkenning gegeven was, hetgeen vanaf de vloot beantwoord werd, gaf De Bruijn de loods opdracht zijn linieschip, bemand met 550 koppen, naar de vloot te brengen. De loods koerste noordwaarts tot voorbij de ten anker liggen de schepen, daarna liet hij wenden en een zuidwes telijke koers volgen. Op dat moment zag men op de 'Prins Willem' op grote afstand twee schepen aan komen, waarvan de loods (naar later bleek terecht) dacht dat het Engelsen waren. De Bruijn echter veronderstelde dat het Hollandse kruisers waren en gaf het sein van verkenning af. Bijna direkt daarna hees het V.O.C.-schip Schoonderloo in zijn konvooi een Engelse vlag met een Zweedse geus erboven. De Bruijn dacht dat het een onderling sein was tussen het V.O.C.-schip in zijn konvooi en de al op de rede voor anker liggende overige V.O.C.-sche- pen. Op de ten anker liggende vloot werden inmid dels de seinvlaggen weer binnengehaald. Intussen had de loods zijn koers verlegd naar het zuidoosten, daarmee op de ten anker liggende schepen aankoer sende. Het was inmiddels één uur in de middag geworden. ZEVEN VADEM De tweede stuurman, die met het loden belast was, mat nog maar zeven vadem, hetgeen De Bruijn aan de loods deed vragen: 'Loots, daar is 7 vaam, waar wilt gij heen?' Deze antwoordde echter: 'Het is goed, maar men moet zoo wat heen houden.' Korte tijd later ging het schip echter stoten waarop De Bruijn uitriep: 'Kaerel, mijn schip stoot, gij verzeyld mijn schip, wat wilt gij doen? Zeg mij waar ik ben? Wat doet gij?' De loods antwoordde: 'Het zijn bolletjes, het moet eroverheen daar is dieper water, men moet in dieper water ankeren.' De Bruijn reageerde met: 'Brengd mij daar maar... of het schip is weg.' De loods gaf vervolgens opdracht de voor zeilen bij te zetten met het gevolg dat het schip zich stotend voortbewoog tot het tenslotte vastzat. VERZEILD OP DE ZUIDERHAAKS De Bruijn liet twee sloepen uitzetten om een werp anker uit te brengen en waarschuwde de anderen door het sein van ongemak te geven en noodscho ten af te vuren. Luitenant Van Overvelt werd naar de schout-bij-nacht gestuurd om hulp te gaan vra gen. Een poging van het schip 'De Kemphaan' om een zwaar anker van het linieschip uit te brengen, mislukte omdat ook dit schip begon te stoten en ijlings dieper water opzocht. De loods werd in de boeien geslagen en pas tegen de avond kreeg De Bruijn met veel moeite van een passerende loods boot een andere loods. Deze loods, Simon Harder, zei dat het schip tegen de Zuiderhaaks zat en dat de achterzeilen in plaats van de voorzeilen hadden moeten worden bijgezet toen het schip stootte. Men ontdeed zich van het drinkwater en zware voorwer pen, terwijl 'De Kemphaan' samen met de loods boot een hernieuwde poging deed een zwaar anker uit te brengen. Maar 'De Kemphaan' dreigde weer aan de grond te raken en de kleine mast van de loodsboot brak af, zodat ook deze poging op niets uitliep. LICHTERSCHEPEN Pas de volgende dag kwamen drie dekschuiten langs, waarop een aantal soldaten van het schip konden worden overgebracht, alsmede enige scheepsgoederen. Vervolgens kwamen enkele lich ters langszij waarin een aantal kanonnen, zoge naamde twaalfponders, werden overgebracht. De schout-bij-nacht Van Kinsbergen kwam aan boord om poolshoogte te nemen. Bij loding werd een kabellengte vooruit 18 a 24 voet gelood. Met was send water werd met alle kracht op de ankers gehieuwd, doch zonder succes. Ook de daaropvol gende dag werd alles geprobeerd om het schip vlot te krijgen, helaas zonder succes. Integendeel, het water steeg in de ruimen tot 31 duim en tevergeefs werd gewacht op vaartuigen die ook de onderste kanonnen zouden kunnen overnemen. Weer een dag later, op 17 september, stootte het schip enorm. Met pompen werd geprobeerd het water uit het schip te krijgen, maar het lukte niet. Toen Van Kinsbergen voor de tweede maal aan boord kwam, stond er al 6 1/2 voet water in de ruimen. Op drin gend aanraden van de loods werd besloten het schip te verlaten. Daags daarna lag het schip op zijn zij en was de grote mast overboord geslagen. Toen De Bruijn op 25 september voor de laatste maal ging kijken, was het schip uiteengeslagen en lag het strand vol wrakstukken van het schip. (Journaal 'Prins Willem' aanwezig in Algemeen Rijksarchief 's-Gravenhage, Admiraliteitsarchieven no. 1182) KRIJGSRAAD Een ongeluk komt zelden alleen. Terwijl De Bruijn,

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1993 | | pagina 7