13 Nanning betrok het bedrijf, waarbij zo'n 17 1/2 ha grond behoorde, in 1899, nadat hij was gehuwd met mej. A. Eelman. Tijdens de eerste wereldoorlog werden op het bedrijf Belgische geïnterneerden te werk gesteld. Het waren flinke kerels, die Duinker goed hielpen bij het binnenhalen van de oogst. De Belgen, Ed- mond Vincke en Leon v.d. Hullebosch, konden het goed vinden met de fam. Duinker. Dit blijkt uit het feit dat nog vele jaren na deze oorlog, tot in de 20er jaren, onderling druk werd gecorrespondeerd. Met Edmond Vincke ontstond een zeer nauwe band doordat Edmond nog vele jaren nadien vanuit België naar Texel kwam om Duinker bij het oogsten te helpen. Ze namen dan tijdens de oogstperiode hun intrek in de schuur en een geitje zorgde voor de melk. Ze waren afkomstig uit Oedelem (ca. 5100 inwo ners), zo'n 8 km ten zuidoosten van Brugge gelegen, waar Edmond een 'bedoeninkje' bezat. Tijdens een hevige storm woeien er een groot aantal pannen van Nannings huis en er waren nogal wat pannen aan scherven. Aannemer Keyzer had niet meer dezelfde pannen, doch wel blauwe van dat type. Het is voorstelbaar dat de mannen tijdens hun gesprek het er over eens waren dat het niet fraai zou staan, om die blauwe pannen tussen de rooie te verwer ken. Gedachtig aan Eierland, waar vele boerderijen een plaatsnaam hadden, stelde Keyzer voor een naam in het dakvlak op te nemen, want dan waren er ook rooie pannen genoeg! Wat voor naam moest het worden? Ten lange leste stelde Keyzer voor er de naam Oedelem aan te geven. Dit als blijk van waardering tegenover die Belgische werkers. Alsdus geschiedde. Toen het woonhuis van een flinke verdieping werd voorzien, werd de naam Oedelem op de zijgevel aangebracht (zie afb. 3). Het aanbrengen van deze naam moet door een Belg zijn uitgevoerd, daar men V (Afb. 3) deze methode slechts in België tegenkomt. Toen Nanning 50 jaar was ging hij met zijn echtge note in Haarlem wonen en werd het bedrijf door zoon Jan Adriaan, die met Wijntje Mooien was gehuwd, gerund. De tijden werden slechter en de grond rond Oedelem was een en al schelpen en er waren erg zoute plekken, waardoor het boeren op Oedelem niet eenvoudig was. Na vier jaar oordeel de vader Nanning het beter om naar Texel terug te gaan. Vanwege zijn gezondheid en leeftijd verkocht hij in 1938 de gehele inventaris. Hij overleed in februari 1940. Vanaf 1938 tot 1953 werd Oedelem verpacht. Me vrouw Duinker-Eelman (ze is bijna 101 jaar gewor den) verkocht in 1953 het bedrijf aan de makelaar Jongman uit Zevenbergen (NBr). Deze verkocht het door aan de Zeeuw Job Vermuë. In 1939 was de houten schuur door onbekende oorzaak in vlammen opgegaan. Er werd een stenen schuur gebouwd met de naam Oedelem in de voor gevel. In 1952 ontstond brand in de schuur. Een 20 ton hooi vatte vlam bij het starten van een tractor. De schade bleef beperkt tot het aanbrengen van nieuwe golfplaten. Toen Vermuë en echtgenote de overtocht Den Helder-Oudeschild maakten, kwam een TESO-dekknecht op hen af en vroeg of hij de nieuwe eigenaar van Oedelem was, hetgeen V. bevestigde. De dekknecht, van oorsprong zelf Zeeuw, nl. Chris van Maldegem, had al vele provin ciegenoten, gewend aan de Zeeuwse klei, op Texel de nek zien breken en verkondigde dan ook 'dan kan je je geld net zo goed hier meteen maar in het Marsdiep donderen'. Vermuë maakte van Oedelem een successtory, maar dat is een ander verhaal. Toen Vermuë op een zondagmorgen in 1966 de dijk opliep, zag hij aan de afrastering een ballonnetje hangen afkomstig uit Oedelem en opgelaten door een Vlaams jongetje. Vermuë stond perplex. Hoe is het mogelijk dat zo'n ballonnetje, opgelaten in het (ja (Afb. 4)

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1993 | | pagina 15