3. Hoogtelijnen op moder
ne kaarten van Texel
4
betekent in die taal zoveel als
meer, of stilstaand water.
Het 'Maresdeop' begon ergens
ten zuiden van Texel, liep daarna
oostwaarts, boog dan zuid-ooste
lijk om en ging langs Wieringen
verder oostwaarts. Vermoedelijk
mondde het uit in het grote
ondiepe meer dat in de Romein
se tijd Flevomeer heette. Later
(na de 8e eeuw) werd het Alme-
re genoemd en tenslotte Zuider
zee. Nu heet het overblijfsel
daarvan het IJsselmeer.
Het Maresdeop dankt zijn ont
staan dus aan het water dat van
de Texelse heuvels zuidwaarts
afvloeide, maar ook aan het
water dat uit het veen wegsijpel-
de en verder ook aan het water
dat van de heuvels van Wierin
gen naar het noorden stroomde:
al dat water zocht zijn weg naar
het Flevomeer via deze beek of
rivier die ten zuid-oosten van
Wieringen in dat meer uitmond
de. Vermoedelijk bestond die
beek in deze vorm reeds om
streeks of misschien zelfs voor
het begin van onze jaartelling.
De hier beschreven situatie, die
dus ruwweg geldt voor de Ro
meinse tijd, wordt getoond in
afbeelding 1.
AJb.1. Het noorden van N-Hoüand in de
jaren 50 tot 270. De dikke stippellijn is de
kustlijn van nu. Tussen Texel en Wieringen
ligt nog een veengebied; daar doorheen loopt
het Maresdeop hier te breed getekend). Dit
water, de voorloper van het Marsdiep, is ont
staan als een afwateringsbeek van de heuvels
van Texel en Wieringen en van het veen
daartussen. Noordelijk van de Texelse heu
vels is de westelijke strandwal doorgebroken
ter hoogte van het Jan Ayeslag. Daarachter is
een smal water of waddengebied ontstaan,
dat doorloopt tot de Roggesloot. Dit is het
noordelijke afwateringsgebied van Texel. De
hoge gebieden van Texel en Weringen zijn
wit aangegeven, het veengebied gestreept, de
strandwal is dicht gestippeld; het kwelderland
en de wadden ijl gestippeld.
Recente kaarten van Texel, zoals
de welbekende topografische
kaart, tonen dat bepaalde delen
van het eiland onder N.A.P.
liggen. Een studie daarvan zou
ons daarom reeds enige aanwij
zingen kunnen geven over de
wijze waarop het water ooit over
dit eiland gevloeid kan hebben.
Maar dan geldt wel een waar
schuwing: bij de ruilverkaveling
van omstreeks 1960 zijn soms de
diepste gebieden wat opgevuld.
Een voorbeeld zijn de smalle
velden 'De Kerrekié' in De
Westen, ongeveer tegenover het
Torenhuis. Daar kon vóór de
ruilverkaveling het water zelfs 's
zomers zo hoog staan dat de
hooischelven in het water ston
den! Na de ruilverkaveling komt
dat bijna niet meer voor, hoewel
deze velden - dat ziet men reeds
in het voorbijgaan - toch nog
lager liggen dan de omgeving.
Beter is het daarom te kijken
naar oudere kaarten. De beroem
de kaart van J.L. Kikkert uit
1954 (afbeelding 2 toont daar
een stukje van) laat een aantal
beekjes zien die door de Hem
mer en de Wambays (de polder
tussen Den Hoorn, Westerweg en
de Oude Weg) lopen. Twee
beken vragen onze bijzondere
aandacht. Eén komt van tussen
de boerderijen Mariahoeve en St.
Jozef, loopt langs de oude eende-
kooi en komt bij Spijk(huizen)
op de Hoornderweg uit. Op deze
plaats liep het omstreeks 1200-
1300 in het Marsdiep. Deze beek
wordt in een geschrift uit 1350 de
'Ee van Noordhaffel' genoemd.
Hij vormt inderdaad voor een
deel van zijn loop de westelijke
grens van Noordhaffel. Een
andere beek komt ook bij Spijk
uit, maar begint ergens bij het
Torenhuis. Hij loopt dus langs de
noord-oostelijke rand van de
pleistocene heuvel (vroeger 'Het
Clijf genoemd), waarop Den
Hoorn ligt, en hij vormt een deel
van de noord-oostelijke grens van
de polder Het Wambays. Eens
moet langs de zuidwestelijke kant
van deze beek een dijk(je) gele
gen hebben, de Kerkedijk, die de
Hoornder Heuvel beschermde
tegen het water van De Hemmer.
We kunnen deze kaart vergelij
ken met hoogtelijnen op kaarten
van vóór de ruilverkaveling. Dit
wordt getoond in afbeelding 3.
Daarin valt vooral het grillige
stelsel ondieptes op in De Hem
mer. Toen de zee, vóór de defini
tieve bedijking van De Hemmer
(omstreeks 1350) hier nog vrij
toegang had, moet de Hemmer
een drassig en bij wijlen onbe
gaanbaar schorrengebied zijn
geweest.
Niets valt uit afbeelding 3 te
zeggen over het gebied ten
westen van de Westerweg. Daar
is het oorspronkelijke systeem
van waterlopen grotendeels
bedekt door het duinzand dat, na
de vorming van de eerste weste
lijke duinen (ca. 1000-1200),
massaal over het land gestoven is
en zo het oorspronkelijk relief
grotendeels onzichtbaar heeft
gemaakt.