Thijs Klaassen
Timmeren rond 1700
12
ling dat mensen van buiten het eiland zich vestigden
in Oudeschild. De eerste eigenaar van het huis Winc-
kel was de inderdaad uit dat dorp afkomstige Dirc|
Nannings, degene die de Wezenput geslagen heeft.
Het huis De Swarte Ruyter is genoemd naar een van de
bewoners, Reyner Aris Swarte Ruyter (of andersom,
dat is niet meer te achterhalen). Dat de huisnamen in
Oude-schild soms geen lang leven beschoren was,
blijkt wel uit het feit dat een en hetzelfde huis respec
tievelijk De Rode Leeuw en De Swarte Ruyter heette.
Enkele namen uit het lijstje zijn bewaard geblevem
DenSwartenBock, Moriaenshoofd, De Seven Provincie.
Men kan zich afvragen of er in Oudeschild, net als in
Amsterdam, gevelstenen zijn gebruikt om de naam
van een huis aan te geven. Het veelal verloren gaan
van namen, evenals de meermalen gebruikte zinsnede
'daer uythangt' (1645, 1652, 1661, 1672), zou erop
kunnen duiden dat uithangborden in Oudeschild ge
bruikelijker waren dan gevelstenen. Volgens Van
Lennep en Ter Gouw hoeft dit echter niet per se zo
te zijn. In de oorspronkelijke betekenis, zeggen ze,
slaat deze uitdrukking inderdaad op het uithangen aan
een stang of staaf van een schild of voorwerp. Later
werden deze schilden of voorwerpen ook aan de gevels
van huizen geplaatst, maar men bleef een huis waar
bijvoorbeeld een rode laars op de luifel .vtond, aandui
den met 'daar de Rode Laars uithangt.' De in 1684
gebruikte omschrijving 'daar De Eendracht voorin ofte
aan 't gevel staat' doet wel een gevelsteen vermoeden.
Andere gebruikte omschrijvingen geven ons geen
aanwijzingen (meestal 'genaamd Bewaard geble
ven gevelstenen of uithangborden, of gedetailleerde
afbeeldingen zouden eventueel uitsluitsel kunnen
geven.
NOTEN:
1. Onno W. Boers, De gevelstenen van Amsterdam. De Bataafsche
Leeuw, Amsterdam 1992.
2. J.A. van der Vlis, 't Lant van Texsel. Een geschiedschrijving. Tweede
druk. Langeveld de Rooy, Den Burg 1977, blz. 131.
3. Dit huis is verdeeld in twee woningen: de westelijke en de oostelij
ke.
4. 't Lant van Texselblz. 134.
5. J.J. Bakker, Wel en wee van Oudeschild. In: Hist. Ver. Texel, nr. 12
(1989).
6. Jacob van Lennep en Jan ter Gouw, De Uithangteekens, in verband
met Geschiedenis en Volkslex'en beschouwd, 1868, geciteerd in De
gevelstenen van Amsterdam, blz. 11
Tot de vreemdste eenden in de Texelse archiefbijt
behoren de nummers 1708 en 1709, de twee schrijf
boeken van de timmerman Thijs Jansen Velthoen;
waarvan het eerste loopt van 1688 tot 1695 en het
tweede van 1704 tot 1718.
Dr. A.J. Kolker, die in 1972 het gemeente-archief
ordende, rekende ze tot de stukken "waarvan de
samenhang met het gemeente-archief niet duidelijk is".
Hoewel de boeken archief-technisch niet in te delen
zijn, zijn ze toch bijzonder interessant, want Velthoen
hield nauwkeurig bij voor wie hij werkte, wanneer dat
gebeurde, soms ook waar hij werkte, wat hij deed,
welke materialen hij gebruikte en tegen welke prijs hij
zijn diensten verrichtte.
Thijs Jansen Velthoen werd geboren op 3 november
1648 en gedoopt (als Matthias Jansz.) op 13 november
1648. Hij was de zoon van Jan Anthonisz. van Zuid-
Haffel en Hillegon Thijs uit Den Burg. Hij trouwde op
13 januari 1679 met Trijn Jans, die blijkens aanteke
ning van Thijs op 8 oktober 1723 overleed. Uit dit
huwelijk werd op 30 mei 1680 een zoon geboren:
Cornelis Thijsen Meij, die van 1691 tot 1694 knecht
bij zijn vader was. Een tweede kind, Hillegonda, werd
op 13 december 1682 in Den Burg gedoopt. De naam
Velthoen komt waarschijnlijk van Thijs' moeder: de
naam Meij komt verder niet voor en was mogelijk ont
leend aan de geboorte-maand. Thijs, die na 8 oktober
1723 is overleden, kan de toen hoge leeftijd van 75
jaar hebben bereikt.
Thijs Velthoen moet een prima vakman zijn geweest,
want hij werkte voor diverse vooraanstaande Texela
ars. Zo werden als 'klanten' in zijn boeken genoemd:
Schout Adriaan van der Graaf, burgemeester Jacob
Euwensz., notaris Jan Cornelisz. Toornheer, de
kastelein van Eijerland e.d. (Een komplete naamlijst
is nog in bewerking.) Velthoen nam zowel klusjes aan
als hele bouwwerken. Van dit laatste moge onder
staande rekening als voorbeeld dienen:
In opdracht van Jan Maersz. bouwt Velthoen in 24
1/4 dag (met hulp gedurende 20 Vi dag van de knecht)
een huis op Oost. Aan totale loonkosten wordt
berekend 34.8.8 34 gulden, 8 stuivers en 8
penningen [1 gulden 20 stuivers, 1 stuiver 16
penningen]). Materiaalkosten worden niet vermeld,
waarschijnlijk levert Jan Maersz. zelf hout en spijkers
en hoefde Thijs ze niet vanuit Den Burg, waar hij
woonde, mee naar Oost te slepen. Aangezien er ook
geen metselaar wordt genoemd, neem ik aan dat er
een houten huis werd gebouwd, hetgeen in die tijd
heel gewoon was.