't Is glöod 't peerd
moet op skerrep".
1
1
1
1
1
hoefijzer maar in één tijdvak is te
plaatsen nl. het Gallo-Romeinse.
Alle hierin voorkomende ken
merken zijn aanwezig terwijl
t.a.v. de andere tijdvakken, naast
een enkele overeenkomst,
meerdere- en fundamentele
verschillen te vinden zijn.
Omdat het Gallo-Romeinse tijd
vak altijd nog zo'n 500 jaar
beslaat, een voorzichtige poging
om d.m.v. een grafiek de ouder
dom van het ijzer nauwkeuriger
vast te stellen. Hierbij uitgaand
van 3 stellingen:
le Aanvang 200 v. Chr. met de
berekende stokmaat van het
kleinste paardje uit het
Keltische tijdvak, dus 11,3 x
11,4 129 cm (afgerond).
2e De gevonden stokmaat van
Nobis stellen we op 300 na
Christus.
3e We nemen aan dat de evolu
tie van het paard in die periode
gelijkmatig verliep.
Een opzienbarende conclusie,
temeer omdat we de mogelijk
heid van een afwijkend produkt
van een lokale smid kunnen
uitsluiten. Een hoefijzer van
dergelijk kundig maaksel moet
zeker geimporteerd zijn. Hiero
ver de R.O.B: "De vele woon
plaatsen langs Waddenzee en
Noordzee, voor zover gelegen ten
noorden van de grote rivieren,
zijn ongetwijfeld die van de
Friezen. De talrijke importen
220 v Chr. 0 100 na.Chr
wijzen op intensieve contacten
met de Romeinen, zeker in de
veertig jaar (12 v. Chr. - 28 n.
Chr.) dat dit gebied tot het
Romeinse Rijk behoorde".
Was het een Romeinse- of Frie
se ruiter die hier in het begin van
onze jaartelling langs de
waterkant reed? Het zal wel altijd
een vraag blijven. Feit is dat zijn
rijdier een hoefijzer verloor dat
maar 2 mm groter is dan het
kleinste gevonden ijzer van de
Kelten hier te lande.
Voor zover bekend is het de eer
ste keer dat een hoefijzer van
dergelijke ouderdom in Noord
west Nederland is gevonden.
W.J. Kikkert
Bronnen;
"De Germanen"
door Malcolm Todd
"Hoefkunde en hoefbeslag" door
prof. dr. H.M. Kroon
en dr. R.H.J. Galandat IIuet
"Archeologie in Nederland"
uitgave van de Rijksdienst voor
Oudheidkundig Bodemonder
zoek te Amersfoort.
300 na Chr. 500 na Chr.
In de dagen dat er nog geen
motorvervocr was moest alles
gebeuren met paardenkracht.
Gebruik hiervan maakten o.a. de
dokter, de veearts, de fourage-
wagens van de graanhandels
zoals Dros Co,.Keyser Co,
de fa. A. Bakker vanuit Oude-
schild,en die hadden meestal ook
een pakhuis in den Burg.
De Fa. Langeveld had het hele
bedrijf in den Burg. Het pakhuis
in de Gravenstraat, de molen aan
het einde van de Molenstraat en
ook een pakhuis in Tienhoven.
Daar heeft vroeger ook een
molen (De Vrede) gestaan.
Kleine Henkes was daar in het
pakhuis te vinden.
De firma Dijt had de pakhuizen
in de Warmoesstraat, vlakbij de
drukkerij van W.C.Rey, waar
recht tegenover de winkel van
Reyer Witte was. Slager Ran zat
vlakbij de pakhuizen van Dijt,
die ook nog een pakhuis in het
Achterom had.
Maar we dwalen af, want het was
glad omdat het 's nachts
gevroren had. En de postkoets
moest naar de eerste boot van 10
voor 6.
Dan stond Jari Kalis 's morgens
vroeg al bij Jan Kiljan op de deur
te kloppen:"Kom d'r uut, 't is
glööd, en 't peerd moet op
skerrep voor de eerste bóót".
Dat gold natuurlijk ook voor de
andere paardenbezitters. Jan
Kalis (Jan de Kol) de koetsier
van de postkoets (de deli) nam de
post en passagiers mee naar de
haven van Oudeschild.
Er waren veel passagiers, zei Jan,
als het er 5 waren. De smeden
moesten er dan op uit, de paarden
van Jan de Kol gingen in de
travalie bij Kiljan. Dat was
dichtbij, want ze stonden in de
stallen van Kievit in de Koger-
straat. Die van Keyser en Co.
129 cm
131 cm
100
v. Chr.
200
135
ia Chr.
cm
400 nc
Chr.