terliggendc gedachte was, dat ieder eigener beweging welbewust moest geven. Maar in de loop van de
tijd werd men minder vrijgevig. Er komen steeds meer armen en men raakt het steeds gevraagd
worden om geld beu. De armenzorg was één der belangrijkste taken der diakenen. In alle stadia van
het leven kon ondersteuning gevraagd worden; kleding, betaling van de dokter, voldoen van
begrafeniskosten, aanschaf van materiaal voor 't vlechten van koeietouw, turf, brood, voorschotten
voor emigratie naar Amerika enz. Had men geen duidelijk zicht op de zaak dan ging men op huis
bezoek. De diakenen hadden het druk met hun "moederlijke" zorg voor de gemeentenaren. De
Doopsgezinde diacones kwam alleen in de grote steden voor. Hier blijft de zuster nog op de achter
grond. In de 20e eeuw zal ze steeds meer op de voorgrond treden en ze zal een steeds belangrijker
stem in het kapittel krijgen.
In de 20e eeuw laat ook het Doopsgezind kerkelijk leven op Texel - zij het schoorvoetend,- een ont
wikkeling zien van beslotenheid en zorg voor de eigen leden, naar grotere openheid naar de buiten
wereld. Door de invoering van de armenwet (in't archief is hier veel materiaal over te vinden), maakte
de kerkelijke liefdadigheid plaats voor sociale zorg der overheid. Het betekende een gevoelige aanslag
op de machtspositie der kerk. We zien de kerk, eeuwenlang de "charitas" beoefenend, en nu op de
tweede plaats komend, uitzien naar nieuwe objecten en doelgroepen in eigen gemeente en daarbuiten.
In 1921 wordt de Zusterkring opgericht. Het was op Texel haar hoofddoel om te werken voor ge
meente en Broederschap. Ook wilden ze 't geloofsleven van de zusters onderling bevorderen. De
geest in de kringen was niet allereerst emanciperend. Wel denken wij dat de zusters zich gerugge-
steund hebben geweten door emancipatiegroepen Eerst in 1954 worden de eerste vrouwelijke kerke-
raadsleden benoemd; Mevr. Broere-Risseeuw en Mevr. Mantje-Mantje.
Ook de jongere generatie komt nu aan bod. De kleintjes komen naar de pas opgerichte zondagsschool,
de oudere jeugd wordt lid van de Doopsgezinde Jongerenbond. Op 31 dec. 1921 kijkt een kerkeraads-
lid op het afgelopen jaar terug en hij schrijft zijn herinneringen op in het register van de leden van de
kerkeraad.
Hier volgt zijn relaas:
Begin Sept. 1920 heeft bij ons een gemeentedag plaats gehad, die goed geslaagd mocht heeten,
vele leden van elders waren tot ons overgekomen en werden bij onze leden gehuisvestIn Nov.
heeft zich opgericht een doopsgezind Zangkoor hetwelk vanaf dien tijd iedere week een oefening
houdt in het kerkgebouw en bij enkele gèlegenheden zich in het openbaar vertoont. Op een Dec.-
avond hadden wij ook een gemeente-avond waar het een en ander gesproken werd wat gedaan
kon worden om meer voeling in het gemeenteleven te krijgen. Zoo werd er een zusterkring opge
richt die iedere maand een avond vergadering houdt. Ook meende men dat er een zondagsschool
moest worden opgericht waaraan een kerstboom moest verbonden worden. Begin Januari 1921
had de eerste les der Zondagsschool plaats en wel aan den Burg en Oosterend, er hadden zich
commissies gevormd en dames die zich bereid hadden gevonden les te geven zoodat de scholen
na het gehele jaar gewerkt te hebben met het Kerstfeest een kerstboom gehad hebben die met
groote belangstelling werd bijgewoond
Tot zover deze broeder van wie wij bij overlevering weten dat hij-zeer veel moeite had met een
kerstboom in de kerk, bang als hij was voor "heidense" invloeden, vóór vervlakking en te veel
aankleding van de dienst.
W. Keyser.
"Immetjeshoeve", febr. '93.
Geraadpleegde litteratuur:
1. Archief Doopsgezinde gemeente.
2. Dagboeken Ds. Jacob Huizinga.
3. Wederdopers, Menisten, Doopsgezinden in Nederland 1530-1980.: Walburg pers.
4. Geschiedenis der Doopsgezinden in Holl., Zeel., Utr., Gelderl.: SBlaupot Ten Cate ,1847
5. Geschiedenis der Doopsgezinden in Nederland. Gemeenteleven:Dr. W.J. Kühler, 1650-1739.
6. Ds. Jacob Huizinga in Doopsgezinde Bijdragen.
Korte schets over geschiedenis der Doopsgezinden op Texel.
1R