12 waarbij ca. 200 mensen verdronken volgens geschiedschrijver Lieuwe van Aitzcma (1600-1669). (3) Burger van Schoorl weet als bijzonderheid te vermelden dat van de Oost-Indiëvaarder "de Lely", zestig matrozen verdronken, maar de overigen naar een andere Oost- Indievaarder "de Roos" konden worden overgebracht alsmede vier kisten met geld. Het betrof V.O.C.schepen die op het punt stonden naar Indië te vertrekken. De auteur spreekt voorts op be straffende toon over ondankbare schepelingen die niet inzagen hoe zij door Gods genade gered waren: (van) een Boeijer, beneffens naast) een ander Schip sinkende, bleef egter al 't volk behouden, die, als zij me op een ander schip gebergt waren, daar men haar vraagde waar haar Schip gebleven was, zoo antwoorden zij goddelooslyk, ons schip is voor den Duivel! Foey, ligtvaardige Guiten, is dit Uw dankbaarheid voor de genade Gods, maar even aan U bewezen!" lewi.'Kiiade (T66Q) De 17e eeuwse Amsterdamse kroniekschrijver Tobias van Domselaer (1665) spreekt van een Zuidwesters torm in de nacht van zaterdag op zondag 18-19 december 1660, die grote schade teweegbracht aan huizen, kerken en schepen. In het Y leden vier fluitschepen ernstige averij; andere schepen liepen aan de grond. Burger van Schoorl geeft allerlei details over de stormschade op de rede van Texel. Van de 155 schepen die er lagen, werden slechts 38 niet van hun ankers losgeslagen. Zestien of zeventien schepen dreven zelfs af naar de dijk in de Gelderse hoek even ten noorden van Enkhuizen. De Westfriezen wisten niet hoe zede ladingen moesten bergen en "stopten de Dijk met peper- balen!" Bijna vermakelijk is het verhaal van "een Jongen op zeker schip dat gesonken was en (die gedurende) deeze Storm in de Hut door geslapen hebbende, alzoo het water zoo hoog niet bij hem was, word 's morgens wakker, en op kijkende, ziet de Schipper en veel Maats in de Touwen gehegt, die de gantsche Storm waren uitgestaan, dog zeer flaauw zijnde, roepen de Jongen: verwondert zijnde dat hij nog leefde, vragen om Bran dewijn. De Jongen brengt haar een fles, waardoor zij wederom kragt kregen: tot Hoorn aan- quamen haar handen en vingers tot 't gebeente door de touwen gesleten." de 17 e eer uw Anoniem Burger van Schoorl besluit zijn relaas over deze scheepsramp als volgt: "Vele Menschen en een koninkrijks waardye waarde) aan koop mansschappen is hier vergaan, de St.Jacob, Gidion Stoven, Capitein Take Jansz. en Sint Catryn Sok ken enz. De ellende was ongelooflijk groot; Noord-Holland wierde vervult met Weduwen en Weezen. De koop luiden, in de Plaats dat ze na de Beurs gingen, gingen na 't Hof om een Cessiebrief, in zomma, deeze Texelschade heeft veele Menschen geruineert." Moer-isee Volgens de Hollandse Mercurius van 1662 leden de Hollandse steden door een storm die 24 uur aanhield (28 februari) ongelofelijk veel schade en vergingen diverse schepen. Op de rede van Texel werden 35 van de 53 schepen die er voor anker lagen losgeslagen en vergingen er vijf van de twaalf Bordeauxgangers. Merkwaardig genoeg noemt Dirk Burger van Schoorl deze storm niet, maar gaat hij wel uitvoerig in op een in 1661 opgetreden zogenaamde Moer-zee, die hij óók in 1665 beschrijft: "Den 26.November zag men langs de Zeekust van Texel tot Ter Heide wederom een Moer-zee als eertijds, dat is een opheffing der Zeebaren tot hoog in de lugt, gelijk men 't Roode meer met de Israeliten schildert, alles met een stille lugt, en zonder wind, als een gewis voorteken van Tempeest en onheil. Den 5. December quam alhier in dit gewest zulken vreeslyken Stormwind en hooge Vloed alles met Donder en Blixem vermengt op de Helder spoelde wel 17 Huizen tot aan de (herberg) de Roode Leeuw toe weg ...de Dyk op Texel brak door bij 't Schild, zoodat de laagte gansch onder water stond. Het eiland Wieringen wierde midden deur gescheurt..." windhoos Maar ook nu geen enkele mededeling over een scheepsramp op het Marsdiep in de Chronyke van Medenblik en al evenmin bij de beruchte windhoos in 1674, terwijl dit volgens de 17e eeuwse geschiedschrijver Pieter Valcke- nier (1638-1712) toch wel het geval was: er werden wel 17 sche pen op het droge geworpen, schrijft hij, andere gingen te gronde. Burger van Schoorl begint zijn beschrijving als volgt: "1674. Den eersten Augustus, in den Avondstond, zag men uitter Zee opkomen een sware donkere lugt, vergezelt van vinnige Hlixem- stralen, door malkander kruis lings en Sware Donderslagen: de4 Winden waiden gelijk uit alle hoeken, zijnde een zoort van een Orcaan (gelijk zij veel in Oost en West-Indiën hebben). De meeste menschen zulk weer ongewoon zijnde, kermden en riepen het schijnt dat den Jongsten

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1993 | | pagina 14