9
behulp van een fotografische
meettechniek (stereofotografie
en fologrammetrie).
Het arbeidsintensieve meet- en
karteerwerk kan zo boven water
worden uitgevoerd, hetgeen in
de winter gebeurt. Pas wanneer
een hele laag vondsten naar te
vredenheid is gedocumenteerd,
wordt die laag geborgen voor
verdere studie. Op deze manier
is na de opgraving elk individu
eel artefact gedocumenteerd in
zijn context; we weten waar in
het wrak het lag en in welke
relatie tot het omliggende.
In de zomer van 1992 hebben
we een ongekend goed seizoen
op deze vindplaats kunnen
draaien. Het weer was ons in de
maanden juni en juli gunstig
gezind en ofschoon augustus
ons in de steek liet, zijn we
meer dan dertig keer uitgevaren
naar onze werkplaats op de
Noordzee. In andere jaren lukte
dat meestal niet veel vaker dan
een keer of tien. Dit geringe
aantal duikdagen gecombi
neerd met de door de duikdiepte
beperkte arbeidstijd per duiker
(en zo nu en dan wat technische
tegenslag zoals een kapotge-
viste hulpinstallatie voor de
fotogrammetrie) maakten, dat
het onderzoek slechts langzaam
vorderde. Door het grote aantal
duikdagen in het afgelopen
seizoen is nu met het onderzoek
een flinke stap voorwaarts ge
daan.
Het voorgaande seizoen (1991)
had uitstekende foto-opnames
opgeleverd, die in het voorjaar
van 1992 waren uitgewerkt tot
een plattegrond van het voor
naamste werkgebied in het zui
den van het wrak, een gebied
van ca. 10 x 11 m. Op deze
kaart stonden alle op de foto's
zichtbare scheepsstructuren en
de individuele vondsten met elk
een eigen vondstnummcr. Het
eerste wat onder water diende te
gebeuren was het weer ontdoen
van zand van de gekarteerde
laag. Vervolgens werd ter plek
ke gecontroleerd of de foto's
juist waren geïnterpreteerd en
waar de kaart aanvulling en/of
verbetering behoefde. Tegelij
kertijd werd begonnen met het
labelen van de vondsten en het
aanvullen van de vondstdo-
cumentatie door het maken van
situatieschetsen en kleinbeeld-
dia's van kleine deelgebieden.
Nadat op deze manier de opgra
vingsplattegrond was gecom
pleteerd, werd begonnen met
het omhoog brengen van lood
en tin. Na de berging van een
laag vondsten werd een nieuwe
reeks opnames met de stereo-
camera gemaakt aan d.e hand
waarvan weer een metrisch
korrekte kaart getekend kan
worden.
De lezer moet weten, dat vooral
gewerkt wordt in een deel van
de vindplaats, waar het schip in
de breedte volkomen door
midden is gebroken en waar de
scheepsconstructie plotseling
ophoudt, terwijl de verspreiding
van lading wel doorloopt. Ook
in de lengterichting is de
scheepsbodem gebroken, maar
het uitgebroken deel ligt alleen
maar iets dieper in het zand
onder nog meer lood, smeed
ijzer en kanons. Met het vorde
ren van de opgraving kwam het
(hoger gelegen) scheepshout
geheel vrij van loodbaren en
tinrollen. Het streven was ook
dit scheepshout vast te leggen
op een reeks stereofoto's.
Verder werd duidelijk, dat
tussen en onder het gebroken
hout ook nog wat kleiner
vondstmateriaal lag.
In een beperkte, wat diepere
proefopgraving midden in het
werkgebied werd vastgesteld,
dat het zinvol was dit hele
gebied gedetailleerd op te
graven tot op de "maagdelijke
moederbodem" (in dit geval een
keileemlaag uit de voorlaatste
ijstijd).
Inderdaad kwamen hierbij
diverse kalibers musket- en pis
toolkogels, spelden en laken-
loodjes van verscheidene
plaatsen en herkomst te voor
schijn.
Eind juli heerste er een stem
ming van euforie onder de ar
cheologen. Het werk was al
enorm gevorderd en de hele
maand augustus was nog
beschikbaar voor het afronden
van de detailopgraving in het
werkgebied van dit jaar. De
vrijgekomen scheepsconstructie
zou nog met de stereocamera
gefotografeerd kunnen worden
evenals de dieper gelegen laag
loodbaren op het weggezakte
oostelijke deel van de scheeps
bodem. Helaas werden we
geconfronteerd met het slecht
ste augustusweer sinds lange
tijd en was het onmogelijk op
het Scheurrak te werken.
Desalniettemin waren de resul
taten van dit jaar als geheel om
tevreden over te zijn.
De opgraving zal nog een aantal
jaren in beslag nemen. Daarna
zal het zeker nog enige tijd du
ren eer het onderzoek naar de
diverse materiaalgroepen is af
gerond. Er is echter al het een
en ander bekend. Bij elkaar zijn
er sinds 1985 bijna 200 rollen
tin geborgen. Op elke tinrol
staan drie stempels met
plaatsnamen, jaartallen en
diverse soorten afbeeldingen.
De plaatsnamen zijn inmiddels
grotendeels geïdentificeerd en
het tin blijkt afkomstig uit het
Ertsgebergte in Saksen
(Duitsland en Bohemen
(Tsjechoslowakije).
Het jongste jaartal is 1630.
Verder onderzoek moet nadere
details opleveren over de produ
centen, de handelaren en de
handelsroute. Van de loodba
ren zijn inmiddels ongeveer 170
exemplaren boven water
gebracht. Ook op deze vondst-