TESSELS PRATE
karossen die van Amsterdam naar Friesland
reden, van Harlingen naar Enkhuizen en zelfs
van Den Helder op Texel. Vlieland, Terschelling
en Ameland. Zo reist de schout van Vlieland
met de paardeslee naar AmsterdamZo moge
lijk nog strenger en in elk geval één van de felste
winters van de 18 eeuw, was de winter van
1708/09. "Veertien dagen voor kersttijd", aldus
Burger van Schoorl, "begon 't alhier te vriesen,
Maar 1709, in 't begin van January, zette het zoo
sterk aan met vriesen en daar bij met zulken
swaren sneeuwjagt, dat het bijna onbeschrijfe
lijk was. Den 6. February schreef de Courant van
Haarlem, dat door de sware wind en extra ordi
naire hooggevallen sneeuw de wegen alom on
bruikbaar waren".
Kruiend ijs
Voorts vermeldt de schrijver duizenden dood
gevroren mensen - alleen in Parijs al 3500 - en tot
waanzinnige hoogten stijgende prijzen voor
voedsel en brandstof. "Ook quam in deeze
maand (January 1709) een Galjoot uit Vrankrijk
met 130 vaten Wijn in Texel binnen en liet zijn
anker vallen, wierde van de Ysgank omgesmee-
ten als een vogeltouw en ging te gronde, het
volk salveerde haar (redde zich) op de Ysschot-
sen." Het kruiende ijs bracht dikwijls grote scha
de aan.
Zo is in de Resoluties van de Staten van Holland
van 15 en 29 juli en 13 september 1622 sprake
van subsidies aan Texel en Wieringen vanwege
de door ijsgang beschadigde dijken. Ook na
andere strenge winters in deze eeuw is daar
herhaaldelijk sprake van. Maar niet alleen de
(wier)dijken worden vaak ernstig beschadigd,
ook ingevroren schepen raakten soms totaal
vernield.
Zo vermeldt Buisman dat in de strenge winter
van 1762/63 een aantal schepen in begin januari
zó schielijk waren ingevroren, dat toen het ijs
aan het eind van de maand bij Texel begon te
werken, er enkelen verbrijzeld werden. Men
had de lading van de schepen al wel gelost,
maar de schepen waren geheel verloren.
J. Bremer.
Literatuur:
1. J. (Buisman, 'Bar en 'Boos - zei>tn eeuwen
unnteruJeer in de Lage banden, 1984, bbz.
120, resp 163.
2. 'D. Du.rger van Scfwori, Cftronybi van den
stadMedemètik. Editie 1767, bbz. 231/
3. D. 'VeCius, Chronykjvan Sboarn. Editie 1740 (Se boek}
Deze keer maar weer eens een aantal sèèggies. De
voorraad lijkt onuitputtelijk. Sommige van onder
staande sèèggies zijn misschien in ongebruik ge
raakt, andere kan je, zeker bij oudere Texelaars nog
horen. Voor niet-ingewijdengeef iker een verklaring
bij-
Lange arme en wiêde neusgate krig de d'r fan.
Dat wordt opgemerkt bij zwaar lichamelijk werk.
Het griêst je je tóóne uut,j als je ergens erg van
griezelt of walgt.
Die is met gien mes te besteke, wordt gezegd van
iemand die zeer dik gekleed is.
As je oud wordt neem je alle flage waar: je wordt
vatbaarder.
Je ken een pöd (=pad) wel trappe dat - ie borst: is een
verwijt, als iemand zó wordt getergd, dat hij in woede
uitbarst.
Je ken ze niet in je gat beslute: een verzuchting als
kleine kinderen de vrijheid zoeken.
Ik hëèw toch effe beskote weest: ik heb toch heel
even geslapen.
D'r staat een beste pereskudde. Harde wind dus
Die ete twie jodekoeken mit een gevulde koek
ertusse:. Dat werd (wordt gezegd van de inwoners
van Oudeschild
De bedelstaf bluuft gien honderd jaar an dezelfde
knop hange: Armoe in een familie is in een volgende
generatie meestal opgeheven.
De volgende drie waarheden spreken voor zichzelf:
Iên lanteere spaart vijf veldwachters uut.
Róóke en zuipe, deer hoef je niks foor te lere.
Het gewete is wiezer as wee.
De volgende opmerking hoorde ik van iemand die
mij wees op een begroeiing van struiken, ontstaan
door zaad verspreiding via vogelpoep.
Da's allegaar feugeltjeswerk
En dit is ook een mooie:
As je jong bent moet je Roems weze, en as je oud
bent Mennist.
U mag raden waarom G.E. Dros.