HET GEBEURDE OP HET MARSDIEP (V)
het molenspel. Dit heeft uiteraard aan de versprei
ding meegewerkt.
De spelregels:
De "moderne" versie van het spel is dus een bordspel
voor 2 person'en. Gespeeld wordt met 9 witte en 9
zwarte damstenen. Om beurten zetten de spelers op
een willekeurige plaats een steen op het bord. Vervol
gens proberen ze een molen te maken, wat wil zeg
gen, dat ze 3 stenen van dezelfde kleur op een rij
trachten te zetten. De tegenspeler verhindert dit zo
mogelijk. Als alle stenen in gebruik zijn, mogen in
bepaalde gevallen de stenen van de tegenstander
worden gepakt. Wie nog maar 2 stenen over heeft,
verliest, want daarvan is geen molen meer te maken.
In de beschrijving van het Texels woordenboek staat
de volgende verklaring van Karsten (Het dialect van
Drechterland, deel II, pag. 206). Drie stukken op een
rij vormen een molen. Wanneer nu 2 stukken zo
staan, dat een enkele verschuiving van een stuk van
een bestaande molen (waardoor deze zelf wordt op
geheven) met die 2 stukken weer een molen vormt,
heet deze sterke ligging een molen met een gieuw-
gaw."
Het staat vast, dat het spel reeds in de Middeleeuwen
bekend was en dat het soms een zodanige reputatie
had, dat het verboden werd., zoals in Utrecht. De
toneelschrijver Pictcr Bcrnagie (1656-1699), die het
leven van de burgerij aan het einde van de Gouden
Eeuw beschreef, zegt ergens "Onze Jacoba heeft 'n
open molen met een gigak". Behalve ons sèèggie zijn
er in Noord Holland nog in omloop: '"t Moet in een
gigauwtje gebeuren" (op een slinkse wijze) en "Hij
heeft een open molen met een hieuw hauw" (zelfde
betekenis als bij ons. Ook in Duitsland zijn dergelijke
gezegdes in omloop.
Zo zie je maar wat een boodschapje in Den Burg soms
uithaalt.
Gelein Jansen, Oktober '92.
Bronnen:
Tijdschrift over 'UoCf^scuCtuur nr 2
Temets Woordenhoeks. "Ktijser
West/lies Woorden6oek_(J. iPannetget)
iMiddeCnederfands Woordenèoe^Verdam)
Te voet van Texel naar Wierineen
Per boot van Texel naar Wieringen, per baktrog
desnoods, zoals Berend Bakker dat in 1624 om
een weddenschap deed. Maar te voet Normaal
was het niet natuurlijk, maar zo nu en dan
gebeurde het toch. Er zijn in het verleden van
die winters geweest, die zó koud waren dat zo'n
voettocht vanTexel naar Wieringen of nog verder
tot de mogelijkheden behoorde.
Zo vermeldt Dirk Burger van Schoorl (1650-
1717), chirurgijn aan de Oudcsluis in de Zijpe,
dat het in januari 1608 zó koud was, dat "de Rijn
boven Keulen, de Schelde voor Antwerpen en
de Hont (Westerschelde) tussen Vlaanderen en
Zeeland digtvrooren. Desgelijks de Zuiderzee,
dat men een langen tijd met geladen sleeden van
Harlingen op Enkhuijzen regt toe regt aan reed
alle dagen: ja zelfs kon men van Texel naar
Wieringen te voet gaan, daar alle dagen nog-
tans zulken snellen stroom gaat. Veel Menschen
vrooren zo hier en daar op de wegen dood van
de Koude".
In de Winter van 1621/22 was het volgens de
zelfde auteur nog erger. Men kon op veel plaat
sen met sleden lopen en rijden "daar men in de
voorschrcve Winter van 1608 niet hadden kon-
nen doen: men reed van Vriesland op Vlieland,
van Vlieland op Texel, van Texel op Wierin-
ge"
De Noordzee was zijn strand langs altemaal
bevroren tot op 38 vadem diepte. Daar waren
ook, zoo de schippers getuigen, in 't midden van
de Zee, stukken Ys die zij hadden zien drijven,
van een mijl of twee groot, daar men veilig op
loopen mogt, 't welke bij menschen geheugen
nooit geschiet was".
Eén buismans vadem - een buisman is een ha
ringvisser - was 5 voet, dat is dus ongeveer 1.5
meter. Zelfs als die 38 vademgelezen moet wor-
denals 3,8 dan nog lijkt de dikte van het ijs schro
melijk overdreven. Maar voor hetoverige komen
de verhalen overeen met die van de Hoornse
stadsdokter Dirk Seylmaker, beter bekend als
D. Velius (1572-1630). Of heeft Dirk Burger van
Schoorl de gegevens van Velius Kroniek (le
druk 1604j 2e druk 1617) overgenomen
Ingevroren galjoot
Hoe het ook zij, de strenge winter van 1683/84
heeft Dirk Burger van Schoorl zélf meegemaakt.
Het vroor zó sterk da t men "van Kamperduyn af
geen water in Zee konde zien" En hij voegt eraan
toe: "daar vroor een Helders Galjoot, een Vis-
scher, op de Breeveertien zoo vast dat ze in Zee
rondomover het Ys met gemak konden gaan.
Al de Konijnen aan de Duinkant vrooren de
meeste part dood en ook veel Boomen en Krui
den." Buisman vermeldt dat de Zuiderzee als
landweg gebruikt werd door paardesleden en
18