Bestuur
9
De oprichting vond plaats op 1 October 1828. In een uitgebreid reglement werden de taken van bestuur en
van de met de dagelijkse leiding belaste Vader en Moeder vastgesteld. Het bestuurscollege bestond uit
negen personen, n.1. drie directeuren en zes commissarissen Armvoogden. De eersten woonden in Den
Burg en de tweeden dienden in de verschillende dorpen te wonen. Daardoor had het bestuur ook inzicht in
de problemen in de andere dorpen en omgeving.
De eerste directeuren waren: W.Bok (Gem. secr.), P. Langeveld en J.J. Reinbach (ontv.) en de commissa-
arissen: Jan Pelder Den Burg), S. Daalder (Den Hoorn), Jac. Brans (Oosterend), F. v.d. Sterre (Oude-
schild), J. Schrama (De Koog) en A. Schouten (De Waal).
Voorstel tot aanneming van kostgangers in 't Gesticht van Weldadigheid.
Bij het begroten van de kosten van huisvesting, kleding, voeding enz. kwam men in 1829 tot de
volgende bedragen:
fl. 100.-- voor een gebrekkig kind dat opgepast moet worden;
fl. 90.- voor een oude en gebrekkige vrouw die opgepast moet worden;
fl. 75.-- voor een man of vrouw boven 60 jaar en gezond;
fl. 65.— voor een man of vrouw boven 30 jaar en gezond;
fl. 60.-- voor een jongen of meisje van 12 tot 30 jaar en gezond;
fl. 72.— voor kinderen beneden 12 jaar, gezond en schoolgaand.
Het was zo, dat kostgangers/verpleegden zo mogelijk, verplicht waren te werken. Er was berekend, dat
een man of vrouw, gezond en boven de dertig jaar, 10 cent per dag kon verdienen en over 300 werkdagen
was dat fl. 30.- per jaar. Een man of vrouw, gezond en boven de zestig jaar, zeven en een halve cent per
dag en over 300 dagen dus fl. 22.50 per jaar.
Armen.
In de eerste helft van de vorige eeuw waren er reeds de bekende instellingen van weldadigheid als de
Vooghtlanden, de Armenkamers in Den Burg, Den Hoorn en De Koog, de beide Familiehuisjes in Den
Burg, 't Algemeen Armbestuur, 't Gesticht van Weldadigheid en het Weeshuis. Voorts waren er de
Diaconieën van de verschillende kerken.
Het jaarverslag over 1827 van de Gemeente aan de Gouverneur Provinciale Administratie vermeldt o.m.
351 "huiszittende" armen en dat was 31 meer dan het voorgaande jaar. Voorts waren er 28 personen in het
Weeshuis en werkten er 21 in de Werkplaats van liefdadigheid in Den Hoorn.
Inkomsten en uitgaven.
In 1839 resp.: fl. 1950.12/5 en fl. 1949.72. De bijdrage van de Gemeente bedroeg fl. 1000.-.
In 1850 resp.: fl. 2158.84 en fl. 2064.80. Toen was de bijdrage van de Gemeente fl. 2000.-
De dekking van de uitgaven was een zorg van de Gemeente. Andere geringe inkomsten waren rente, loon
van verpleegden (door de raadsleden werd eens opgemerkt dat die werkten voor een te laag loon) en later
ook hun ouderdomsrente, want de gemeenteraad besloot rentezegels te plakken voor de verpleegden.
Uiteraard bestond een groot deel van de kosten uit de voeding, huisvesting, kleding en gezondheidszorg,
doch ook was er voor de bewoners kermis- en sigarengeld.
Over het jaar 1924 waren de uitgaven gestegen tot fl. 10.702.-, waarvan een tiende deel bestond uit
geneesmiddelen en dokterskosten.
De raadscommissie gaf daarna in overweging tot een betere regeling met de gemeente-arts te komen.
Deze dokter ontving voor de armenpraktijk fl. 125.- per halfjaar en moest daarvoor 500 visites afleggen
en 250 inspuitingen geven, terwijl de enige winst uit de apotheek kwam.