zijn manschappen, maar ook die van de wedu
we Maarten Groof, voor de haringvangst naar
de punt van de Hors waren gevaren doch daar
door een man, voorgevende een gekwalificeer
de van de Texelse Burgemeester Reinbach te
zijn, gelast werden de Hors te verlaten en daar
niet meer te vissen dan alleen met toestemming
van de Gouverneur van Noord-Holland.
Het zou slechts om een stuk strand gaan van 200
Roeden en de vissers zouden niet verder gaan
en ook niets meenemen wat hen reeds verboden
was.
Het haringtrekken kon niet overal en had op dat
moment waarde:
"aldaar aan de punt der Hors de eenige plaats
waar men Haring kan vangen waar de tijd reeds
geboren is en nu als men dezelve kan vangen
aanzienlijke prijze te maken en te bedingen zijn.
Da t ligt in acht dagen geheel is vervallen en de
Haring dan geen waarde bezit."
Korf verzocht de Burgemeester dan ook drin
gend de Gouverneur te verzoeken om de Burge
meester van Texel te gelasten zijn vissers op de
Hors toe te laten, mede gezien de grote armoede
die onder vissers heerste, want het ging om
zeker 15 gezinnen.
Korf vond ook, dat het vissen op de Hors te
controleren was en dit in tegenstelling tot de
contacten van de loodsboten met de schepen in
quarantaine.
De loods, evenals de visserman arm, was vast
niet huiverig om een door de kapitein aangebo
den stuk vlees mee te nemen. Als de Gouver
neur niet bereid was toestemming te verlenen,
laat hij dan een ambtenaar met de vissers mee
sturen, doch dan ook met iedere ui tgaande loods
boot.
Aldus Korf (mogelijk Korff) in zijn brief van 8
October 1831 aan de Burgemeester-Strandvon
der van Den Helder.
Het strand werd behoorlijk bewaakt en daar
voor werden dan ook voor toen niet geringe
kosten gemaakt hetgeen ook blijkt uit de afreke
ning van de Gemeente Texel aan de Staatsraad
Gouverneur van Noord-Holland over de perio
de van 5 September 1831 tot 12 September 1832
inzake voor strandbewaking ontvangen bedra
gen ad. fl. 2500.— en de uitgaven ad. fl. 4506.—,
zodat de Gemeente nog fl. 2006.— tegoed bleef.
Het bleef op Texel niet alleen bij de strandbewa
king, want in de Raadsvergadering van 25 Mei
1832 werd besloten een commissie te benoemen
tegen de eventueel uitbrekende "Aziatische
Braakloop."
Leden van de commissie waren: H.M. Anlé, oud
chirurgijn majoor, practiserend geneesheer en
heelmeester op Texel; Jonas Noordberg te Ou-
deschild; Jacob Brans te OosterendThijs Zijm te
Den Hoorn en Jacob Dijksen te De Waal.
In de zomer van 1832 nam de ziekte elders zeer
ernstige vormen aan en Texel zal zich ook steeds
meer bedreigd gevoeld hebben, waardoor de
Gemeente opnieuw in actie kwam.
De actie blijkt uit de publikatie van de Burge
meester en Assessoren d.d. 19 September 1832,
waarmede bekend werd gemaakt, dat er angst
bestond voor het uitbreken van de cholera en
dat voorts maatregelen voor hulp en verzorging
genomen waren t.w.:
a. instelling van een hoofd-commissie, voorge
zeten door de Burgemeester te Den Burg en
sub-commissie te Oudeschild o.l.v. Jonas
Noordberg en Cornelis Zunderdorp (post-
commies); Oosterend o.l.v. Pieter Bremer
en Jacob Brans; Den Hoorn: Ds. Doyer en
Thijs Zijm en De Waal o.l.v.Jacob C. Dijk
sen. - de commissies zullen zich belasten
met regeling van datgene wat nodig is voor
de behandeling -
b. de inrichting van verblijven - met mannelij
ke en vrouwelijke oppassers- voorzien van
geneesmiddelen -
c. de ter beschikkingstelling van drie genees
kundigen waarvoor steeds een rijtuig klaar
staat om direct te kunnen vertrekken naar
de plaats des onheils -
d. mensen, die diep in het veld wonen wordt'
aangeraden om zich bij beginnende ziekte
verschijnselen direct naar het naastgelegen
cholera-hospitaal te laten vervoeren in een
met fris hooi goed gevulde wagen en ter
dege van "Dekking" voorzien -
e. gezien de bekendheid der ziekte mag ver
wacht worden, dat vooral zij, die veraf wo
nen, middelen in huis halen met name
"Kamille, Vlier, Brandewijn, zakken voor
zand of zemelen, middelen welke men in
afwachting van de geneesheer zelf reeds
kan aanwenden met als hoofddoel "den lij
der tot zweeten te brengen."
Gelukkig voor Texel raakte de cholera na de
herfst over het hoogtepunt heen en daarmede
ook de risico's van besmetting. Het jaarover
zicht per 31 December 1832 van de Gemeente
aan de Gouverneur te Haarlem vermeldt o.m.
'"t nodige is gedaan voor eventuele uitbarsting
7