OOK OP TEXEL ANGST VOOR DE CHOLERA. HOSPITALEN IN DE DORPEN EN BESTRIJDING MET KAMILLE, VLIER EN BRANDEWIJN. KIELJAN - KILJAEM - KILI- JAEMS - KILIAEN - KIL- LIAEN. Van Hendrik, zoon van Jan Hendrik, in 1820 gehuwd met Trijntje Oortgijzen werden de eerste vijf kinderen in de Bur gerlijke Stand ingeschteven als Kieljan, de andere als Kiljan. Bij het huwelijk van Hendrik's broer Cornelis in 1833 in Hoorn staat "Cornelis Killijaan, zich noemende en schrijvende Kiljan...getuigen verklaarden te weten dat de familienaam van de bruidegom en diens vader altijd is geweest Kiljan, doch dat in het doopboek abu sievelijk Killijaan is gesteld". Op Texel is de naam Kiljan verbonden met het beroep smid: Gijsbert Kiljan zoon van Hendrik, die ca. 1851 op Texel kwam was in 1855 wagenma ker, in 1859 smid in Den Hoorn, Ook zijn zoon Jan was smid in Den Hoorn. In Oudeschild was Jacob Kiljan smid, in Den Burg Jan Kiljan, beiden kleinzoons van Gijsbert's broer Jacob, die smid was in Den Helder en zijn zoon Jan, ook smid in den Burg. Maar stamvader Jan Hendrik was wever van beroep. Hij trouwde in Haarlem met Saar t- je van den Enden uit Haarlem en woonde later in Hoorn, o.a. "op het Gerritsland." Na Jan Hendriks overlijden hertrouw de Saartje in 1821 met Dirk Klopper, ook wever. Van de 9 kinderen van Jan Hendrik en Saartje (7 zoons en 2 dochters) was Philippus Jacob wever (1817), Cornelis wever 1829), Christiaan passementwerker (1831), Adriaan wever (1825) en Barend wever (1829). Hun zoon Hendrik (vader van Gijsbert die naar Texel kwam), was toen hij in 1820 met Trijn tje Oortgijzen trouwde "hoef smidsknecht." Zijn schoonvader was "wicl- draaijer." In 1846 bij zijn over lijden was Hendrik "grof- en hoefsmid", zijn zoon Hendrik "smidsknecht". Bovengenoem de T ri jn tje Oortgijzen, geboren 1798, waseen dochter van Gijs bert Oortgijzen, die dus ca. 1770zal zijn geboren. Via steeds vernoemen is in 1986 (ruim tweehonderd jaar later Gijsbert Buijsman geboren. Het beroep smid en de voor naam Gijsbert komen dus bei den eigenlijk van de Oortgij- zens en niet van de Kil jannen. Annie Bakker-de Grave Vroeger had de mens grote angst voor vreemde en besmettelijke ziekten, als cholera, pest en gele koorts. Deze besmettelijke ziekten konden gemakkelijk overgebracht worden door de vele schepen, die evenzovele vreemde kusten be voeren. Ook de overheid, toen de Staten van Holland en West-Friesland, trachtte de besmettelijke ziek ten bui ten haar grenzen te houden en zo di t niet mogelijk bleek, de bevolking bescherming en hulp te bieden en nam daarvoor allerlei maatre gelen. Zo besloten de Staten in 1709 reeds, dat schepen afkomstig van Danzig verplicht waren om in convooi naar Texel te varen naar de quarantai neplaats op de rede. Omstreeks 1740 worden er drie quarantainesta tions genoemd, t.w.; Texel, Goedenreede en Vlissingen. Ook was er in de 18e eeuw een lazaret in de duinen op 't Horntje. Volgens Pieter van Cuyck in 1789 was dat lazaret voor mensen afkomstig van schepen onder verdenking van besmettelij ke ziekten, doch reeds door de zee verzwolgen. Matthijs den Berger kreeg in 1751 opdracht het lazaret voor afbraak te verkopen, want het stond inmiddels aan de waterkant. 4

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1992 | | pagina 6