Toen ze na vele jaren hard werken een verho
gingvan de jaarwedde, sinds 1991 fl. 600.--, met
fl. 500.— tot fl. 1100.— verzocht, werd deze aan
haar verleend, ondanks da t de raadsleden Kees-
om en de Graaf een beloning van fl. 70.— per
geboorte te hoog vonden.
Oosterend "exporteerde" ook een vroedvrouw.
Hiervoor volgde mej. M. Cornelisd. Bremer een
drie-jarige cursus in Amsterdam en behaalde in
1920 haar diploma. Als gemeente-vroedvrouw
werd zij benoemd in Anna Paulowna en ging
daarna naar Broek op Langendijk. Nog in 1926
had Oosterend juffrouw Henkes als vroed
vrouw. In dat jaar voerden de 75 vrouwen van
het dorp een actie om haar in die functie te be
houden. De verdeeldheid in het dorp was groot,
wan 150 gezinshoofden vonden dat niet zo nodig
omdat de geneesheer binnen een kwartier per
auto ter plaatse was.
WITKVERPLEEG STER.
Zuster Mulder (links) en juffrouw Henkes
Omdat juffrouw Henkes veel samenwerkte en
zelfs samenwoonde te Oosterend met Zuster
Mulder (1889 -1958) die uit Groningen afkom
stig was, hierbij iets over deze wijkverpleegster.
Nadat de Wijkverpleging, voortgekomen uit
het in 1905 opgerichte Witte Kruis de derde
wijkverpleegster op Texel nodig had, zou die
het rayon De Cocksdorp, Eierland, het Noor
den, en een deel van Waalenburg krijgen en
haar standplaats moest De Cocksdorp worden,
maar toch werd in 1915 gekozen voor Ooster
end.
Zij volgde in 1925 een cursus voor TBC-bestrij-
ding en behaalde het diploma Huisbezoekster.
In die functie legde zij in totaal 70 000 bezoeken
aan gezinnen af. Vaak waren de bezochte fami
lies niet in staat daarvoor te betalen, zo werden
van haar 1702 visites in 1916 er 512 "gratis"
genoemd. Samen met juffrouw Henkes, die ook
sinds 1928 een bestuursfunctie bij de Wijkver
pleging had, woonden deze dames in het huis
Peperstraat3 en lieten een nieuw huishouwen,
KotterstraatlO.
Wijkverpleegster J. Mulder
Toen zij in 1948 dooreen minder goede gezond
heid haar taak neerlegde en afscheid nam, werd
zij gehuldigd en koninklijk onderscheiden. Haar
inzet bleek ook uit het gedicht van Huib Fenijn.
Texel, December 1990 C.J. Reij