OOSTEREND
De ^enen welke geneRen moeten zijn de vacerende plaats
van PLATTELANDS HEELr en VROÉDMEESTERaan
het Dorp Oosterend op Texel te vervullentegen eene jaar-
lijksche toelage, uit de Gemeente-Kas, ad 150, worden uit-
genoodigdzich voor of op den i«en November e. k. te ver
voegen hetzij in persoon of met gefrankeerde Brievenver
gezeld van de vereischte getuigschriften omtrent bekwaamheid
en goed gedragter Secretarie van de Gemeente Texel aan
den Burg.
Burg op Texelden i6-Jc" Qctob:r 1843-
Op deze advertentie uit de "Opregte Haerlemse Courantzal Pieter Stolp
naar alle waarschijnlijkheid gesolliciteerd hebben en aangenomen zijn.
In 1845 werkte te Oosterend als VROEDMEES-
TER, de 27-jarige Pieter Stolp, die zich toen geen
dokter kon noemenDaarna hebben gedurende
een zeer lange periode vroedvrouwen gewerkt
en soms waren er twee gelijktijdig.
- SAARTJE KOK, met een salaris van fl. 300.—
werkte er van 1898 tot in 1901, waarna zij in
Oudeschild werd benoemd.
- Maria Aletta van ZWEDEN-NIES was haar
opvolgster, die in 1906 was verdwenen.
- Hendrica BREMER-OUTHUYS (ca. 1840-
1915), afkomstig uit Harmeien was in 1874
benoemd als vroedvrouw te Oosterend. Zij
trouwde met de weduwnaar PieterKlaasz
Bremer (1838-1919), een vooraanstaande
boer, voorzitter en erelid van de Hollandse
Maatschappij van Landbouw, die in het Mo
lenbestuur van 't Noorden de functie van
penningmeester en secretaris vervulde.
In 1899 vroeg mevrouw Bremer-Outhuys bo
ven haar jaarsalaris van fl. 250.— aan de Ge
meente om een gratificatie, omdat zij dikwijls in
Eijerland werd gevraagd. Burgemeester en
Wethouders van Texel stelden vast dat haar
salaris welliswaar fl. 50.— lager was dan dat van
de andere vroedvrouwen op Texel, maar "met
het oog op de meer gegoede bevolking van
Oosterend en haar totale inkomen van fl. 400.—
voldoende was voor deze nevenbetrekking"
In 1906 waren er gelijktijdig twee vroedvrou
wen, maar daarna kreeg mevrouw Bremer-
Outhuys weer haar handen vol.
Tussen de jaren 1877 tot in 1913, met ruim een
jaar onderbreking, ontving zij totaal aan wedde
fl. 9.455.—. Het aantal Texelaars, dat zij ter we
reld zag komen is te schatten op vele honder
den. Haar naam komt zeer vaak voorbij aangif
te voor de Burgerlijke Stand van de gemeente
Texel. Een vroedvrouw of een dokter, die aan
wezig was bij een buiten-echtelijke geboorte
verzorgde de aangifte. Maar opvallend vaak
deed mevrouw Bremer-Outhuys aangifte van
geboorte in gezinnen van zeelieden, waarvan
de man dan afwezig was, ook de vissers bleven
voor 'n bevalling nog niet thuis. Uit die inschrij
vingen bleek dat zij haar "eigen zwangerschaps
verloven" tot een paar maanden beperkte.
Haar werk werd enigzins verlicht door Neeltje
Jacobs BAKKER, weduwe van Cornelis Kuijter,
die in 1908 na haar examen van de Ned. Bond
van Ziekenverpleging zich als Baker in Ooster
end vestigde.
Mevrouw Bremer-Outhuys, die in de jaren tus
sen 1907en 1913 plaatsvervangend vroedvrouw
van Eijerland was, vroeg in 1914 haar ontslag en
bleef aan tot haar opvolgster zou worden be
noemd, doch een maand voor die tijd is zij in
1915 overledeu, zodat zij van haar pensioen van
fl. 194.— per jaar slechts een jaar genoot, waarin
ze ook nog werkte.
Jannetje Pieters HENKES werd haar opvolgster.
Zij was in 1880 op Texel geboren en woonde
eerst aan De Waal, was een kwekelinge van de
Amsterdamse Vroedvrouwenschool en had daar
in 1907 het diploma verloskundige behaald(Zij
was een tante van Annie van Wessum, de be
kende kraamverzorgster van Den Burg).
Eerst werkte juffrouw Hcnkes te Vleuten en
werd uit negen sollicitanten gekozen en in 1815
voor een jaar aangesteld en daarna volgde ver
lenging, telkens voor drie jaren.
13