2 Januari 1772 toestemming de zieken van de inmiddels "In zee gelopen schepen" naar De Schans te brengen. (4) De zieken van het intussen ook uitgelopen V.O.C. schip van de Kamer- Hoorn, "Maria Jacoba" wercfen naar hetNieüwediep vervoerd, met het verzoek de zieken daar in de tonneboet onder te brengen (16 Januari 1773). De regenten van Huisduinen/Den Helder ech ter weigerden uit angst voor "overspruyting of ontsteking van ziekte op deese plaatse." De bal juw Kersje Visser, wist al te melden dat een Wieringer schipper, die zieken in zijn lichter- schip had vervoerd aan de gevolgen van de besmetting was overleden en dat diens zoon, die als knecht bij zijn vader voer, "dodelijcke- cranck" was. Bovendien was de tonneboet een tonneboet en geen quarantaineboet. Er liep al tijd zeevarend volk om de boet en bovendien kon men "de vingers overal tussen de delen deursteken: de deckpannen leggen daar los op." De zieken zouden er onbeschermd tegen wind en stuifsneeuw liggen. Het gevolg was, dat deze schepelingen uiteindelijk óók naar De Schans op Texel gebracht werden. De opziener van 's Lands Werken en van De Schans, Leendert den Berger, schreef op 11 Februari aan Gecommit teerde Raden, dat hij de 45 zieken van de "Maria Jacoba" eerst apart van de Amsterdamse sche pelingen had gehouden om een betere bereke ning van kost en logement voor de twee V.O.C. Kamers te kunnen maken. Er waren inmiddels 46 zieken overleden, maar "de sterfte begint eenigzints op te houden en die reets op de been zijn, kan men dagelijks zien beterschap krijgen." Besmette kleren De ziekte had overigens tóch nog gevolgen en merkwaardigerwijze niet voor de Texelaars, wel voor een aantal Nieuwediepers: "al degenen, die oude kleren heeft opgevist die mijnheer De Jager (de equipagemeester) uit voorzorg heeft in het water laten werpen, en die vrouwen die ze hebben gewassen, allen zijn gestorven, ja zelfs vrienden die haar hebben behandeld inde nood, ja de meesters chirurgijns) die over haar heb ben gegaanzijnmcdedood."Aldusbaljuw Kersje Visser in een brief aan Gecommitteerde Raden op 10 Mei 1772. (5) Van de uitvoering van plannen voor een nieuw lazaret bij het Horntje is o.m. door de vierde Engelse oorlog (1780/'84) niets gekomen. Ten slotte is er in 1806 een quarantaine aan de west kant van Wieringen gevestigd. (6) J.T. Bremer Literatuur: 1. H. Schoorl en J.T.Bremer"Varensgasten en ander volk", 1987, bh. 57 e.v. 2. M. A. van Andel, Chirurgijns, Vrije mees ters, Beunhazen en Kwakzalvers, 1981 (2e druk) blz. 91. 3. j.A.v.d.Vlis, '"t Lant vanTexsel" 1975, bh. 441. 4. Ziel. 5. Ziel. 6. J.T.Bremer, "Wiringherlant". deel 2,1980, bh. 76. De benaming en het beroep van VROED VROUW is zeer oud. Dat VROED, in de beteke nis van wijs komt ook voor in "vroede vaderen" voor de overheid en bij "bevroeden" in de bete kenis van weten. Texel had in overheidsdienst in 1789 vier vroed vrouwen, wonende in Den Burg, Oudeschild, Oosterend en De Waal. De laatste verdiende het minste, per jaar 32 gulden en 10 stuivers. De anderen verdiende het dubbele, 65 guldens. Pas na 1920 werd meestal de taak als VERLOSKUNDIGE om schreven. De wetenschappelijke kennis van de vroedvrouw en de werkzaamheden waren anders dan van die van een BAKER hef Texelse woord "baakster" komt voor in het stamboom- boek Zijm, doch in "het Tessels" van Keijser bleef dit onvermeld). De baker werd in de latere jaren wel genoemd de kraamhulp, kraamver pleegster of kraamvrouw-verpleegster. DECOCKSDORP Als vroedvrouw was sinds 1879 de wed. K. BOELIG - HESSE in dit dorp en de wijde omge ving werkzaam. In het jaar 1904 werd haar 25- jarig jubileum als verloskundige gevierd en in 1907 kreeg zij op 64- jarige leeftijd eervol ontslag en van de Gemeente Texel een pensioen van

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1992 | | pagina 14