De SMEDERIJ in de Waalderstraat 21 De jongste zoon, Dirk Jansz. Dalmeijer (1876-1925) woonde in 1899 nog te Apeldoorn, maar overleed evenals zijn vader te Los Angelos (Californiè). De smederij werd vermoedelijk in 1895 verplaatst naar de Weverstraat, waar het bedrijf werd voortge zet door een neef, Maarten Pietersz. Dalmeijer. Deze was in 1872 geboren als zoon van Pieter Jansz. Dal meijer en Jannetje Maartens Kalis. Dit ouderpaar exploiteerde op de Groeneplaats het logement-café "de Oranjeboom" waar de weduwe in 1911 ook nog een pakhuis en stalling voor tien paar den had. Maarten Pietersz. Dalmeijer, die op Weverstraat 72 kwam te wonen, had ook geen opvolger en tot 1939 kon men hem zien werken achter de openstaande bovendeur op nummer 74. Gerrit Jansz. v.d. Vis, die in 1925 - eerst samen met zijn broer Arie- de groen ten- en fruitzaak had op Warmoesstraat 59, vestigde toen zijn bedrijf op dat punt in de Weverstraat. Wagenmakerii Warmoessstraat. De wagenmakerij was in 1742 van Reijer Kooyman (1701 -1777). Hij was op Zuidhaffel bij de eendenkooi geboren als zoon van Dirk Cornelis Kooyman en Maartje Lauris (dochter van Lauris Paulisz.) Reijer trouwde eerst met Antje Reijers (Smit of Dijt) uit De Westen, die in 1733 overleed. Daarna her trouwde hij met Martje Jans Smit (1713-1790). Het bedrijf was gevestigd op Warmoesstraat 154, later no. 31, dat nu deel uitmaakt van het parkeerterrein Moerbeek. De zaken gingen goed, wan t voor het vertrek maakte hij gebruik van paard en wagen. Toch verliet hij deze vestigingsplaats voor 1750 en verhuisde naar Noordhaffel en handhaafde daar zijn beroep, waarbij hij als "burgelijk bemiddeld" werd te boekgesteld. De zaak in de Warmoesstraat verdween en het huis werd bewoond door een rustend boer, Willem Pie tersz Visser. Een latere wagenmaker was Jellis Willemsz. Verber- ne (1772-1842), die vele jaren het vak uitoefende. In de Warmoesstraat kan hij hebben gewoond en ge werkt op nummer 9 en 12, want in diverse acten trad hij op als buurman van die omgeving. Hij trouwde in 1802 met NeeltjeCornelis Zijm (1771 2-1829). Hun huwelijk bleef kinderloos. Een van z'n sociale functies was die van "armbezor ger". Aan het besturen van het steeds goed bezette Arm huis kon hij vele uren besteden, ook tijdens de werk tijd deed hij aangifte van de sterfgevallen in die inrichting. Nadat zijn vrouw was gestorven, kwam hij in huis bij z'n broer Hendrik Verberne, boer, wonende op Hogerstraat 4. In 1742 was de Waalderstraat al een goede vesti gingsplaats voor een smederij aan de rand van het dorp. Twee hoefsmeden hadden daar hun bedrijf: Dirk Klaaszn. Fuijk was vermoedelijk een zoon van Claes Dirksz. Fuijk, ook wel Smit genoemd, en Neeltje Gerrits Kriekeboom, van Westergeest. Hij kan ca. 1688 zijn geboren en was welvarend met een "knegteen meijt, 3 paarden en een wagen" en werd hij dan ook voor een huur van fl. 19.00 aangeslagen. In 1750 is Dirk waarschijnlijk al overleden, dochnet is verwonderlijk dat in 1750 alleen het kale perceel werd vermeld. Dit kan er op wijzen, dat die zaak door brand was verwoest. Jacob Fuijk had een gezin met twee kinderen en geen personeel en moet met een huur van fl. 15.00 minder welgesteld ziin geweest. Ook hij is vermoe delijk vóór 1750 overleden, maar het bedrijf wordt daar voortgezet, dan uitgeoefend door de smid,( het onderscheid hoefsmid werd dat jaar niet gemaakt), Teunis Fuijk, die in 1775 kwam te overlijden. De naam Fui]k was in de smederij zeer bekendZo zat nog een Tams Fuijk als hoefsmid in de Kogerstraat, maar dat bedrijf was in 1750 ook verdwenen en op die plaats werkte toen de schoenmaker Gerrit Fuijk. Tussen 1775 en 1825 is niet bekend welke smeden in de Waalderstraat hun bedrijf hebben uitgeoefend. Jacob Jacobszn. Boon, de uit Enkhuizen afkomstige smid is rond 1825 op Texel gekomen in de smederij aan het einde van de Waalderstraat. Dominee Huizinga vertelde da t Boon in 1848 het (on waarschijnlijk) lage bedrag van fl. 1.50 per week ver diende. In zijngezin werden alleen twee dochters geboren en mede hierdoor kon Jan JanszSmit, die eerst bij hem als knecht had gewerkt en daarna zijn eigen bedrijf in de Warmoesstraat had gehad, hem opvolgen. Smit's eerste vrouw Aliaa Trijp, was in 1841 overle den en had hem een zoon, Jan en twee dochters geschonken. De meisjes zijn jong gestorven. Hij was in 1845 hertrouwd met Trijntje Jans de Lange en uit dit huwelijk werd een zoon geboren. Deze zoon Dirk, werkte later als smidsknecht bij zijn oudere broer. Die broer Jan Janszn. Smit (1835-1930) nam van zijn vader het bedrijf over. Hij trouwde in 1860 met Antje Coenraads Selser (1836-1908), zodat zij hun 45 jarige bruiloft in 1905 vierden en hij in 1930 met 94 jaren de oudste inwo ner van Texel was. Hunoudstezoonjanjansz. Smit (1866-1899) vertrok van Texel en overleed te Arnhem.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1991 | | pagina 23