Weg nu, weg nu het ros Den teugel laat gij los, En stort u in de baren, Vol hoop, dat zwemkunst bijstand leent; wijl aan het strand de zeeliën staren, Door schrik versteend. O eedle kloecke Boon Strekt niet de dood ten loon Van uw verheven stoutheid, Uit menschenmin en moed geteeld; dan zoekt vergeefs de grijze aloudheid Uw evenbeeld. Helaas IHelaas wat baat Uw gaadloos kloecke daad; Wat Drift belette u 't hooren Naar Redes kalm beleid en stem Helaas de veege gaat verloren, En gij met hem. Dezelfde hooge golf, Die 't dobbrend lijk bedolf, Zal U in 't graf doen varen, Ze ontrukt u reeds aan het scheem- rend oog, Maar hoe gij beurt nog uit de baren Het hoofd omhoog Terug zwemt gij uit zee, En sleept den scheepling mee. Ach zonder vonk van leven. Niets waard bestaan Hij aamt niet meer. Zoo dwaas is 't naar een kroon te steven Van ijdele eer. Maar neen vreugd stijg' ten top, De drenkling rigt zich op. (Dank's Hemels mild ontfermen Hij snelt, hij valt, o eedle Boon Stom van verrukking u in de armen, O Godlijk loon. Geen berg van goud, o Boon Geen ridderglans, geen kroon Haalt bij dit loon in waarde, 't Is 't loon der hoogste deugd bereid, Verheven boven 't stof der aarde,- 't Is zaligheid. Verschoon, ik bid, verschoon, Mijn poging dan o Boon Ik leg mijn lier en veder Daar mijne kunst hare onmagt tuigt, In 't schetsen uwer grootheid neder. De hemel juicht In dat gejuich versmelt Mijn stem, o Texels held Doch 't blijft mijn hart bekoren. Dat u, voor wien mijn speeltuig klonk Dat mij hetzelfde dorp den Horen Het daglicht schonk. Ter opheldering dienen dat ikin den jaren 1761 aan het dorp den Horen, op Texel, geboren ben, waar toen ten tijde mijn vader Leraar der Doopsgezinde Gemeente was, maar welke standplaats hij zeer kort, na mijne geboorte, verliet. Deze uitgever Loosjes zond het gedicht ook aan Meyert Corne- lisz. Boon, die hierop erkentelijk reageerde doch tevens een ge dicht "Aan mijne Dorpsgenoo- ten" bijsloot met de mededeling, dat dit door één zijner buren was gemaakt. De uitgever was geraakt door de inhoud en zocht contact met de schrijver, ene Visser (onderwijzer der jeugd aan het dorp den Horen) en vroeg hem toestemming voor publicatie, hetgeen de schrijver met enige aarzeling toestond. Aantekeningen van Visser: Visser woonde reeds 25 jaar aan Den Hoorn: een groot gedeelte van de bewoners waren loodsen, voorheen meer dan honderd en nu nog 80; Visser noemt Pieter Jzn Duinker eerst loodsschipper en nu commissaris der Loodsen wegens zijn zeevaartkunde en moed door Zijne Majesteit ver eerd met de Ridderorde van Ver diensten; Nog in 1814 werden er dertien Engelse schipbreukelin gen in het dorp gebracht en toen was Meyert Cornelisz. Boon de eerste, die twee van deze mensen (eer zij nog in de herberg waren) mee naar huis nam en ze goed verzorgde, M.C.Boon was van jongsaf een onverschrokken zee man. Na lang buiten gevaren te hebben werd hij Kaagschipper. Hij verloor op de rede van Texel zijn enige zoon; "Boon heeft thans een schapenbedrijf in de duinen wat hem slechts een matig best aan geeft voor vrouwen drie kin deren". Over de William: de broer van de kapitein was op de gronden over boord geslagen, de stuurman en een matroos trachtten zich zwem mend te redden, waarbij de stuur man verdronk en de matroos "reeds aan het zinken en geheel in onmacht" door Meyert Cornelisz. Boon werd gered; beiden zijn op een wagen en onder zeilen gelegd en naar Den Hoorn gebracht. Deze aantekeningen van Visser ziet men ook goeddeels verwerkt in zijn gedicht zoals de zeemans- moed, het leven der zeelieden en loodsen, reddingen, het verlies van Boon's zoon, naar het land (wis selen van zeemansstand voor 't land) en Boon's moedige redding. Gedeelten uit het gedicht ter ere van Meyert Cornelisz. Boon: Aan mijne DORPGENOOTEN en bijzonder aan MEYERT CORNELISZ. BOON ter gelegenheid van zijnen be toonden moeden menschlievend- heid in het redden van eenen der schepelingen van het gestrande Engelsche Schonerschip, achter den Horen, op Texel, den 28 September 1817. Mijn dorpgenooten uwen lof Te melden, geeft mij dichtens stof; zou 'k niet uw deugd vereeren "kZag 25 jaar uw vlijt. En moed, der menschheid toege wijd, Dood en gevaar trotseren. 11

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1990 | | pagina 13