"TESSELS PRATE'
erg goed aan gedaan direct een
dokter te waarschuwen. Nu moes
ten ze hem gewoon rustig laten
uitslapen.
Wat was die leider een ezel om
zoiets te doen zonder vooraf over
leg te plegen. Ik zou het hem be
slist hebben afgeraden om die
kinderen zoiets aan te doen. Nu
zal het mij benieuwen hoe zijn
reactie op mijn behandeling is."
Typisch Tesselse woorden, uit
drukkingen, spreekwoorden en
gezegdes verzamelen is leuk. De
dialectgroep blijft er mee bezig
Er is echter nog een categorie die
ikzelf altijd erg interessant vind
omdat het specifieke van ons dia
lect daarin goed naar voren komt.
Ik bedoel: "de manier van zeg
gen". Zo noem ik het maar. Moei
lijk onder te brengen bij de "sèèg-
gies", want dat zijn het niet echt.
Als voorbeeld volgt hier een ge
sprekje tussen twee Tesselaars,
zoals je dat dagelijks om je heen
zou kunnen horen.
"Ik hèw gusterochte nag bee je an
weest". Oö, kwam je an de vaste
deur Ik was effe om boeskippe
en ok nag bee me moeder te skom-
make. Da's waar ok, je komt nag
een tientje famme. 't Is sonde dot
ik 't sèèg, maar ik ken nou niet met
je staan en ik ken het trouwens ok
niet make. Deer ben ik nou wel
wot mee an
"Oö, dat tientje komt welmaak je
deer maar niet begieterig om, are
weck is vróóg genog."
"Kom don woenesdag in 't skem-
mertjc.donbluufjemitien om een
koppie en dan gane we ééves same
te singe"Nö, da's goed. Ik hoop
het waar te neme "Tot kiekes
don maar
Hieronder nog een aantal van dit
soort "zegswijzen".
'tHoudt wot ('t Heb héél wot
houwe
Wot soow-et.
Ik staan het niks.
Net zok werk.
Het is gien doen.
Ik moet Gelein d'rs effe an.
Het mikt niet zo nauw.
Da's ol een hééle wil.
Je mag het niet sien.
Ik ken niet met 'm worre.
Ze ben het niet nut.
't Ken wel toe.
t Houdt er na.
Met veul spul en moeite.
Je staat er foor.
Als Texelaar aan de "overkant"
heb je het hiermee soms moeilijk;
je beseft niet altijd dat je geen
algemeen Nederlands spreekt als
je b.v. zegt: "Ik kan er nu niet mee
staan.". Of: "Het heeft ruig
gevroren'. Of "Het houdt
ernaar". Men kijkt je niet be
grijpend aan
G.E. Dros
KNIPSELS
uit de 30er JAREN
Uit de Tex. Courant
1 Juli 1933
Dat noemt men "kleeding"
Een geachte lezeres schrijft ons
met verontwaardiging dames te
hebben zien flaneren in kleedij
(eigenlijk in het overschot van wat
eens kleeding genoemd kon wor
den,) welke de perken van het
welgevoegelijke verre te buiten
ging. Ik zag dames, schrijft ze,
gekleed als kinderen met een
kruippakje, in een broekje met
korte pijpen. Moest de politie,
vraagt ze, daartegen niet optre
den Wordt de goede zeden en de
goede naam van Texel daardoor
geen geweld aangedaan
-o-
Gelijk heeft ze, die lezeres, die
zeker uiting geeft aan het gevoe
len van talloos velen, die aanstoot
16
nemen aan wat men met "klee
ding" durft betitelen. Bij 25 jaar
terug vergeleken, heeft de klee
ding, vooral de zomerkleeding en
kleedij voor strand en bad, een
groote verandering ondergaan. De
tijden veranderen en wij en onze
kleeding daarmee. Dat gaat zoo
op vrijwel alle gebied, maar wan
neer men ziet, hoe sommige da
mes zich thans in het openbaar
durven vertoonen, hoe zij het
durven bestaan "gekleed" te gaan
dan vraagt men zich af, of
met die "goeie ouwe tijd" ook het
laatste greintje fatsoen is vetrok
ken.
Verslag Gemeenteraads
vergadering
29 Juli 1933
RONDVRAAG.
"ONGEKLEEDEBADGASTEN"
Dhr. S. KEIJZER: Is de politie niet
wat gemakkelijk jegens 't ongekleed
loopen van Badgasten
VOORZ.: Eigenlijk hoort deze vraag
hier niet thuis (maar bij de burge
meester, die het hoofd van de politie
is.) Ik kan er echter wel wat van zeg
gen. Ik heb er met verschillende
menschen over gesproken, maar vaak
werd de vraag gesteld: Wat is onzede
lijke kleeding We bevinden ons hier
op moeilijk terrein.
Op die vraag loopt het vast, net zooals
in Zandvoort. Dit neemt echter niet
weg, dat ik de politie opdracht heb
gegeven, de menschen, die zoo ge
kleed gaan, weg te sturen.
DHR. KEIJZER: Ik zag ze te Oude-
schild en te den Burg loopen met hier
alleen maar een katoentje en de heele
rug bloot. Ze moesten verplicht wor
den een blouse te dragen van de hals
tot de knie.
VOORZ.: De pers moet er op wij
zen (We deden dat reeds in ons num
mer van 22 Juli, maar zullen gaarne
bij herhaling onze medewerking ver-
leenen, om die onbehoorlijk "geklee-
den" duidelijk te maken hoe het hoort
en wel onder het motto: "ZEG MIJ,
HOE GIJ GEKLEED GAAT, EN IK
ZAL ZEGGEN WIE GE ZIJT.".