schetters (jong rundvee), terwijl aan de niet zichtbare zijde wagendeuren waren, zodat ook de platte wagen daar werd gestald. In 1945, toen de vele mijnen in het duingebied daar to t o tplof fing werden gebrach t, i s de koeien- keet verdwenen. Uit alle foto's blijkt dat de Hop mannen dicht bij het strand woonden en aan hout geen gebrek hadden. Bronnen: Luchtfoto: Mevrouw C.Bonne-v.d. Wal. Foto van de drie kippehokken: Mevrouw A. Bakker-de Gr ave. Foto van de schuur: Texelsche Courant. Stamboom familie Flopman: Mevrouw A. Bakker-de Grave. Inlichtingen van fan Jacobsz. Flopman en Archief Gem. Texel. C.J. Rcij GEDICHT SEPTEMBER 1915 Mijn bezoek aan de Koog Het was drie en twintig jaar geleden Dat ik voor het laatst de koog betreden Maar jonge jonge, meike meike Wat stond ik in de koog te kijken Wij waren te gast bij Jannie en Hein En de vrouwlui zeide grof en fijn Wij wille vanmiddag naar de koog En dadelijk hadden zij mij op 't oog Want ja: ik ga niet gaarne naar 't strand Ik boer veel liever op 't land Affijn de klok had drie "geslagen" Toen spande wij de vos voor de wagen dan had mijn vrouwtje thog haar zin En we stapte met ons zessen in Voor eerst zoo kwamen wij bij Zut die had zijn geld nog niet benut Maar daar naast op 't land van M. Boon daar stond een huisje prachtig schoon Ik vroeg al gauw wie daar troonde toen zeide ze mij, dat daar van Doorn woonde En het huis van Pieter List die man heeft hem wel vergist Van voore hoog en van achter laag Dat paste beter in de Haag Zulks huis is in 't land niet bekend Het leek wel een Jan Klaase tent Maar daar naast het huis van Langeveld Daar ben ik beter mee content een ruime berging voor vee en hooi En dan aan de weg, dat paste mooi En toen zag ik het rui gen land Dat was nog goed in stand En toen op de mient, dacht ik het niet Daar stond het huisje van van der Vliet En in de verte een schuur en huis en erf Van Heere van der Werf Toen zag ik een groot kasteel ik keek bijna mijn ooge scheel weer vroeg ik, wie daar wel troonde of welke baron daar wel woonde doch daar stond een naam, en toen ik die las wist ik dat het de Bischpinkhof was. en het prachtig huis van Epen Nou, nou, die heeft goed ingegre pen Een ijzer hek en mooie paden ik had het zeer gauw in de gaden Daar kwamen wij dan aan De Koog ik hield mijn hoofd maar goed omhoog Want jonge jonge, meike meike Wat stond ik in De Koog te kijken Een mooie straat van klinkers steene En nieuwe huizen daar om heene Wij spande uit op 't walvischland daar stond een herberg, goed in stand Toen weer van loopies van heb ik jou daar En naar bijde zijde keek ik maar Het huis van Cees Eelman, de post Dat was zeer netjes uitgedost En de herberg van Simon Daalder Nou, nou, dat is een beste geld ophaalder Als de badgaste daar logeren rold het geld wel uit de klere maar aan de huize van Klurlers Kuip en Jannik Huisman wat ben ik gauw naar de kant ge sprongen Want de baren waren zo woest aan het rollen dat zij over mijn schoenen wilde hollen in een badstoel zag ik een dame die niet verschrok toen wij daar kwamen Zij keek altijd maar naar de zee misschien brengt een boot voor haar een vrijer mee En toen gingen we weer naar De Koog zag ik nog weinig verandering aan doch op het end, ik dacht het al daar stond de villa van van der Wal ik krijg voor die naam wel vast een standje maar ik ben niet bang van Jan en Antje en toen togen wij naar 't zeestrand henen op het paardepad van harde steenen en daar zag ik het voor 't eerst, jawel, jawel het prachtig Grootse badhotel Ik moest wel achter even strijke Om boven mijn hoofd naar de nok te kijken Want heere jeetje kreetje dacht ik mensch Wat een mooi badhuis heeft Mejufvrouw Flens toen weer loopies, van heb ik jou daar daar kwamen wij in het mijnen gevaar bij de reddingsbootstent zag ik zo'n kast hij leide aan een ijzeren ketting vast Voor 't eerst dacht ik toen wel man dat zulk een mijn zoveel verniele kan En toen naar het water maar jong jonge 14

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1990 | | pagina 16