7 S/JAAR STAD Tesselse Blindedarmoperatie (1911) OVEXEL Sèèggies (De heer Niek Witte uit Den Burg heeft deze geschiedenis voor ons op getekend. Hij herinnert zich, dat men toendertijd wel te voet een pa tiënt op een brancard naar de boot bracht!) Op een Tesselse „plaas" met wite muren, de onderste lagen steen zwart gemaakt met „blikwarnes", woonde de familie Hin. Piet Hin, bijgenaamd „Pieter van Jawik", en z,n zuster Duw, leefden daar al ja ren rustig en tevree. Piet was een echte schapenboer; hij hield dan ook zo'n dikke honderd schapen, wat niet niks was voor die tijd en hij kende ze allemaal uit elkaar. Als je er kwam kon je er niet onderuit om met hem naar z'n schapen te gaan kijken. Dan zei Piet wijzend op een schaap: „Dot is er iên fon die moer en die twie benne fon dot skéép." In het voorjaar, als de lam meren geboren werden liepen de beesten allemaal tussen de tuunwal- len, die de beschutting gaven, die de jonge dieren nog nodig hadden. In de winter werden de schapen bij gevoerd; dan zag je Piet met de ge ruite hooizak vol met hooi het land in gaan, weer of geen weer. Piet kon er goed tegen met z'n „pielose aap" en z'n klapbroek aan, welke zo hier en daar een nieuwe lap had ge kregen in de verstelbeurt bij Duw. Deze zat 's avonds bij het licht van de petroleumlamp te wachten op Piet, met eigengebakken brood, eigen schapenboter en een stuk van het eigengemeste varken. In 't ,ske- mertje" nog even de Texelse Cou rant, en al vroeg in de avond ging ieder naar zijn of haar bedstee ach ter de deurtjes. Piet met de wekker op de beddeplank: hij gaf de tijd aan in het huishouden. Op een morgen zei Duw tegen Piet: „Ik hèèw toch zö'n pien in me buuk!" Piet meende dat het wel weer over zou gaan, maar met „kop- piestiëd" toen Piet terugkwam van het vee, was de pijn van Duw nog heviger geworden. Afijn, Piet raakte op de fiets naar de pil. Bij dokter Wagemaker aangekomen vertelde hij van de erge buikpijn van z'n zuster. ,,Ik kom meteen!" zei de dokter. Piet Huizinga zorgde dat het paard voor de wagen kwam, en toen snel op weg. Aangekomen bij Duw werd deze direct onderzocht en dokter Wagemaker had de diagnose snel gesteld: „Je hebt een blindedar montsteking in verregaande staat, er moet onmiddelijk ingegrepen wor den. Hin, wilt u zorgen voor heet water en zeep, dan ga ik terug om hulp. We zullen haar hier moeten opereren. Als we haar op een bran card te voet naar de boot brengen, wordt dat zeker haar dood." Na enige tijd kwam de dokter ver gezeld van veearts Roelofs en dokter Van der Vegt terug. Onmiddelijk leg den zij Duw op de tafel, die midden in het vertrek was gezet. Toen alles na een paar uur achter de rug was werd Duw voorzichtig op haar bed gelegd. Ze hoopten natuurlijk alle maal dat de operatie geslaagd was., en jawel, na een paar dagen knapte Duw weer wat op. Ze mocht van de dokter alleen op stukjes vlees kau wen en dan enige tijd later de uitge kauwde ballen naast zich leggen. De versterkende werking die uitging van de vleesstukjes bleek, toen ze na een dag of tien voor het eers be zoek mocht ontvangen. Zo kwam onder andere de tantezegger van Duw, Agatha Zijm van „de Hal", op bezoek. Ze was toendertijd ongeveer twaalf jaar oud. Toen ze de uitge kauwde propen zag liggen, „griês- de" ze er van, en Agatha heeft dit beeld haar hele leven niet meer vergeten! Toen ik jaren geleden eens op de Hal kwam bij Gerrit Zijm, (die ge trouwd was met een zuster van Pie ter van Jawik) vertelde zijn dochter Agatha me het verhaal over de blin dedarmoperatie, die ooit op Texel plaatsvond. Haar broer Jaap en mijn persoontje hebben het vorig jaar weer opgediept uit onze herinnering om het door te geven....! Nic. Witte Een poeierdoosje van dokter Wagemaker. /flO-26 MAART 1990 In tiêd fon nóód skil je irrepels met een biel. (Nood maakt vindingrijk.) Nou moet je gien wééke wöölle soeke. (Je moet geen uitvluchten zoeken.) Met iên zéétje on lönd. (Eén keer geprobeerd, daarna nooit weer.) Op een jaarecheid wordt het mééste dorse. (Opscheppen over de opbrengst.) 't Is met goud beleid. ('t Is zeer duur.) Os je eerst maar de vlucht op de kooi heb. (Als je eerst maar zekerheid hebt.) Een boer en een sog hèèwwe nooit genog.... Telde skéépies lóópe uut het hok (Waarschuwing bij het geld tellen.) Ze kenne je mooi in 't pak steke. (Je iets aanpraten, aansmeren.) Je zei nag lillek te lond komme. (Het zal nog slecht met je aflopen.) De ruuf hangt deer hóóg. (Ze hebben het niet breed.) 27

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1990 | | pagina 29