Texel en de Wiermaaierij
Wier halen aan de dijk.
de concessie te hebben verkregen".
De provincie Noordholland infor
meert ook op Texel tot hoever het
concessiegebied van Burgemeester
van Hengel van Wieringen strekt.
Burgemeester Keyzer van Texel be
treurt de gevoelens van oestervisser
Jan Dijker maar; „hoe betamelijk
ook op zich zelve dezzelven verlan
gen niet kan ondersteunen". Maar
aldus Keyzer is de reikwijdte van
Burgemeester van Hengel niet onbe
perkt hetgeen hij op een situatie
kaartje kenbaar maakt. Hij respec
teert het consessiegebied maar advi
seert de gouverneur van
Noordholland de Texelaars ook in
de gelegenheid te stellen om het
wier te maaien, en de mogelijkhe
den van verpachting te verbreden.
En het wiermaaien op de niet ver
pachte waarden ongemoeid te laten
daar het altijd vrij is geweest, ook
de texelaars krijgen de gelegenheid
om aan de verpachting deel te ne
men. Wieringen probeert wel het
monopolie te handhaven maar dit
mislukt. Als daad van ongenoegen
hierover wordt in 1851 de wier-
markt door de Wieringers overvoerd
waardoor de opbrengst van het aan
gevoerde wier voor de Texelaars
zeer weinig is....
Wieringen krijgt toch de mono
polie positie.
In december 1852 wordt een drietal
maaiers veroordeeld tot: „een
maand gevangenis ter zake van het
wederrechtelijk wiermaayen op de
door de pachters Henderick Tim
mer, Gerrit Vlaming en Pieter Wuis
gepachte gronden. Men heeft hevig
in de zaak gepleit, maar te vergeefs
de bevoegdheid van het rijk betwist,
om het genot daarvan aan meer
pachters uitsluitend af te staan".
Eén maaier wordt vrijgesproken
door onvoidoende bewijs. 28 Sep
tember 1867 huren de heren Gerrit
Vlaming, Biem Vlaming en Gerrit
Vlaming Jr. perceel 1, wat een wier
waardje in de bocht van Span is ten
oosten van Medemblik groot 8 hec
tare. Als wierhandelaren in die pe
riode hadden we op Texel Dros en
Co en Frans Zegel, de wierkeur
meester was Joh. Hemelrijk. De
openbare verpachting vond iedere
drie jaar plaats tot 1895, de Rijkso
verheid was van mening door de ve
le conflicten en door de sterk
gedaalde pachtopbrengsten de waar
den bij wijze van proef te verpach-
van het netten breien onbewust
weer te doen). Als jongetje ging je
seumerdags bij laag water te hof
trappen bij de Schans, je trok je
sokken uit en met een vork aan een
stokkie prikte je de onder het zand
verscholen botjes aan je vork. Ook
zochten we (alie)krukels, ik weet
nog dat moeder ze kookte en aan de
deur verkocht voor 5 cent een kom.
Ja 't was niet van weelde vanzelf
maar zo was de tijd. Op 12-jarige
leeftijd raakte ik van school af en
ging te stiekel koppen bij de boer. 't
Was voor een krats maar 't hield je
van de vloer af. Ik ben op de skuut
raakt met een jaar of 13 toen ze me
gebruuken konden. Vader voer toen
als zetschipper op de TX 15 van
Klaas Duinker de zeilmaker, ik most
toen als derde man voor een daal
der in de week plus de kost koken.
Maar wat had je te koken., een
beetje riest of aardappelen met een
vissie en je had wat brood mee".
De Eerste Wereldoorlog
1914-1918
Texel telt in 1914 6600 inwoners, en
ruim 100 gezinnen verdienen hun
brood in het zeegrasbedrijf. De vis
serij verkeert op Texel in een kwij
nende staat. De vloot van Oosterend
die eens 100 vaartuigen telde
bestaat uit nauwelijks 40 schuiten.
De oestervisserrij is er slecht aan
toe, men ontvangt hulp van het rijk
die honderduizenden nieuwe
ten aan de Gemeente Wieringen,
Texel en Terschelling. Maar nog was
de rust niet weergekeerd, slechts 3
jaar mochten Texel en Terschelling
meedelen in de verpachting. Wierin
gen verkreeg vanaf 1898 de mono
polie positie daar alle wierwaarden
onderhands aan de Gemeente Wie
ringen verpacht werden. 1 Juni 1900
sluit de Staat der Nederlanden een
pachtcontract met de gemeente Wie
ringen vor alle Rijkswierwaarden in
de Zuiderzee voor /T2217,— per
jaar. Begin 1900 beschikte Texel
over 146 blazers of tentschuiten zo
als ze toen ook wel werden ge
noemd. En een viertal botters welke
bemand werden door een totaal van
450 bemanningsleden.
Op dertienjarige leeftijd naar
zee.
Piet: „Ik ben geboren in het huussie
van Roy Bakker op het buurtje te
Oudeschild. Opgroeiend in een vis
sersgezin zat je al as 8 jarig jongetje
te netten breien want je had toen
nog geen machinaal want alles most
met de hand gebeuren. Vader zat al
toos te breien zodra er effe tijd was
zat hij maar te roppen van ruts ruts
(met felheid zit Piet de bewegingen
oestertjes op de oestergronden in de
Waddenzee wil planten. In de zo
mer van 1918 wordt het besluit ge
nomen tot de uitvoering van de
Zuiderzeewerken. Op Texel maakt
dit nog weinig indruk; „over het
aanhangige plan om tot indijking
der Zuiderzee over te gaan heerscht
op Texel een zekere onverschillig
heid. Men ziet in de verwezenlijking
van het plan hoegenaamd geene na-
deelige gevolgen voor de eilanders".
Deze stemming zou snel ver
anderen.
Het wiermaaien als onderdeel
van de visserij
Wiermaaien was voor de visserlui
een onderdeel van de jaarcyclus.
Piet: „Begin van het jaar was je aan
het garnalen vissen hier op stroom
of je ging voor de platvis naar de
Noordzee, je voer dan afhankelijk
van de wind, (want motortjes had je
toen nog niet) van Callantsoog tot
IJmuiden. Als er dan geen wind was
kwam je met geen centje thuis.
Voorjaars toen de Zuiderzee nog
open was kwam er een berg Zuider
zee haring in trekken om te schuren
(kuit schieten). Vanuit Den Helder
kwamen ze dan bij Onrust en ach-
20