Op zoek naar de doden
/BE
Recent archeologisch onderzoek op Texel
Door G. van Noort en H. Peeters
De vroegste bron waarin melding
wordt gemaakt van oudheidkundige
zaken op Texel dateert uit 1780 en
is van de hand van kunstschilder
Pieter van Cuyck (1). archeologisch
onderzoek vond lange tijd echter
slechts incidenteel plaats. Een meer
grootschalige aanpak werd eerst in
de loop van de tweede helft van de
zestiger jaren ontwikkeld, tussen
1971 en 1975 vond een omvangrijke
opgraving plaats aand e Noordwest
rand van Den Burg, waar een ter
rein van ruim 11 ha. groot kon wor
den onderzocht door de rijksdienst
voor het Oudheidkundig Bodemon
derzoek (ROB) te Amersfoort (2). te
vens werd in die tijd begonnen met
een systematische veldkartering,
waarbij gedurende meerdere jaren
zoveel mogelijk gegevens over de
bewoningsgeschiedenis van Texel
zijn verzameld (3). De belangrijkste
gegevens leverde de opgraving ten
Noordwesten van Den burg op. Hier
werden door de ROB bewoningsspo-
ren aangetroffen die vanaf de Mid
den Bronstijd tot de Middeleeuwen
(zie tabel 1) dateren. Zo werden bij
voorbeeld een aantal graven uit de
Midden Bronstijd en romeinse tijd
aangetroffen, plattegronden vanhui
zen uit de Late Bronstijd, Ijzertijd,
Romeinse tijd en de Middeleeuwen,
maar ook sporen die waarschijnlijk
met agrarische activiteiten verband
houden. In ieder geval wijzen deze
resten op een min of meer continu
gebruik van het gebied (4).
DEN BURG DE MARS
2SI
ROB 1990
Een opvallend fenomeen van de
texelse bewoningsgeschiedenis is,
dat het eiland in de Ijzertijd relatief
intensief werd gebruikt door de
toenmalige bewoners, maar dat nog
onbekend is wat zij met hun doden
hebben gedaan. Waar en hoe wer
den deze mensen na hun dood be
graven? Tot dusver is deze vraag
onbeantwoord. Uit de gehele Ijzer
tijd is nog niet één graf bekend. In
augustus 1989 werd door één van
ons GvNmelding gedaan van de
ontdekking van urnen" in het uit
breidingsplan ,,De Mars" aan de
Noordoost rand van Den Burg. De
urnen" waren door hem aangetrof
fen in een aantal kringgreppels die
zich in een wegcunet aftekenden.
De sporen werden ingemeten en ge
tekend (5), maar concrete indicaties
dat het hier een urnenveld zou be
treffen bleken vooralsnog afwezig.
Het karakter van de sporen bleek
wel goed vergelijkbaar met die van
de opgraving Noordwest. Later dat
jaar werd door ons echter in een
bouwput een kringgreppel aange
troffen met een geheel andere habi
tus. De vulling van de greppel
bestond niet uit de homogeen grijze
Overzichtstekening van de in ,,De
Mars" opgegraven sporen. 1 Spo
ren uit de Late Bronstijd: 2 Spo
ren uit de Ijzertijd; 3 Recente
verstoring; 4 Paalsporen van een
vroegere perceelscheiding.
akkergrond, zoals die in de andere
kringgreppels aanwezig was, maar
uit verspit bodemmateriaal. Tevens
werd bij die gelegenheid een deel
van een, door de graafmachine ver
nielde pot gevonden. De mogelijk
heid dat het hier inderdaad een
kringgreppel behorend bij een graf
betrof leek zeker plausibel. Nader
onderzoek was dan ook vereist. Dit
werd mogelijk gemaakt door de
welwillende medewerking van de
Gemeente Texel die behalve een
graafmachine, meetapparatuur en
een berging ter beschikking stelde.
Hierdoor kon een klein deel van het
bouwterrein worden opgegraven.
Het onderzoek stond onder leiding
van één van ons (HP) en vond van
22 tot 29 januari 1990 plaats onder
supervisie van de ROB. Het te on
derzoeken terrein besloeg 2500 m2.
Het steven was 60%, dus 1500 m2
op te graven, maar de barre weers
omstandigheden maakte het uitein
delijk mogelijk slechts 20% te
onderzoeken. Parallel aan het eerder
ingetekende wegcunet werd een on-
derzoeksput van 50x10 meter gegra
ven met een diepte van 40-50
centimeter. De bovengrond werd
machinaal verwijderd. Het vlak
werd vervolgens met de schop
schoon geschaafd om de aanwezige
sporen duidelijk zichtbaar te maken,
alle sporen werden uiteindelijk gefo
tografeerd en op schaal ingetekend.
Daarna werden van de sporen
doorsnedes coupesgemaakt om de
diepte en vorm te kunnen bepalen.
De sporen die aangetroffen zijn da
teren uit de Late Bronstijd/Vroege
Ijzertijd, de Late Ijzertijd en post-
middeleeuwse tijd (figuur 1). Deze
laatste periode is vertegenwoordigd
door een reeks paalresten van een
vroegere perceelscheiding, een inge
graven ijzeren vat en een niet nader
definieerbare kuil. De prehistorische
sporen zijn in vergelijking met de
opgraving Noordwest schoon" te
noemen, d.w.z. niet vergraven door
activiteitenin de Middeleeuwen. De
vroegste fase op dit terrein dateert
uit de Late Bronstijd. Het betreft
een zgn. kuilenkrans. Deze cirkel
vormige kuilenseries worden veel
vuldig op Texel, maar ook elders in
de kop van Noordholland aangetrof
fen (in de opgraving Noordwest
zelfs meer dan 1001). In de kuilen
hebben, voor zover kon worden
vastgesteld geen palen gestaan, wel
zijn enkele exemplaren bekend waar
palen buiten de kuilen hebben
gestaan. Over de functie van de kui-
lenkransen is eigenlijk nog maar
weinig bekend. Tegenwoordig wor
den ze veelal in verband gebracht
met agrarische activiteiten, maar
concrete aanwijzingen zijn hier niet
voor. Ook is wel gedacht aan graf
monumenten, maar het probleem is
dat het oorspronkelijke loopvlak van
deze periode meestal is verdwenen,
waardoor mogelijke bijzettingen niet
meer worden teruggevonden. De
kuilenkrans in de opgraving ,,De
Mars" wordt doorsneden door een
slotensysteem uit de Ijzertijd. Dit
systeem strekt zich over een groot
deel van het onderzochte terrein uit.
Het is op dit moment nog onduide
lijk of in het systeem verschillende
fasen onderscheiden kunnen wor
den. Zeker is wel dat niet alle sloten
gelijktijdig zijn, wat blijkt uit over
snijdingen. Later kunnen we moge
lijk op basis van het aardewerk uit
de sloten -in enkele sloten was zeer
veel materiaal aanwezig- preciseren
hou oud deze zijn.
In het zuidelijke deel van de opgra-
vingsput werd een 3-tal kringgrep
pels aangetroffen. De vulling van
deze greppels bestaat uit homoge
nen grijze akkergrond. Aardewerk-
scherven werden slechts in beperkte
hoeveelheden aangetroffen. Bijzon
der van één van de kringgreppels
was, dat deze 1 meter diep, vrijwel
loodrecht naar beneden was uitge
graven. Als we daarbij in acht ne-
11