Staat en kerk voor
behoud van een toren
Berichten uit de
Texelse Courant
Toorn op het oostereijnde
van Texel
Is ter Vergaderingh geleesen de Re-
queste, by of van wegens de Regen
ten van Oosterend op Texel aan
haar Edele groot Mog. gepresen-
teert, te kennen geevende, dat haare
staande hadden doen visiteeren, en
een begroottinge maaken van de on
kosten daar toe gerequireert, ter
somme van vyf duysent vier hon-
dert guldens, versoeckende, om ree
denen van het voorschreeve gevaar,
van de allesintsche onmacht van de
Supplianten en het groot interest
van de Navigatie en Commercie
deeser Landen, dat haar Edele
Groot Mog. middelen geliefden uyt
te vinden tot verval van de voor
schreeve noodtsaakelijcke reparatie
in het aanstaande Voorjaar. Waar op
gedelibereert zynde, is goetgevonden
en verstaan, dat de voorschreeve
Requeste sal werden gestelt in han
den van Commissarissen, en haar
Edele Groot Mog. op den inhoudt
van dien te dienen van der selver
bericht en advis.
Uit de Resolutieën van Holland enz.
dd. 12 januarii 1723
De toren van Oosterend heeft een
lange geschiedenis. Als klokkendra-
ger was ze belangrijk voor het ker
kelijk leven in het dorp. Dat was
trouwens nauw verweven met het
hele leven. Niet alleen voor de dien
sten, maar ook bij brand en storm
of andere gevaren werden kerkklok
ken geluid. In breder verband was
de toren ook belangrijk als baken en
dat is de reden waarom het verzoek
van de regenten van Oosterend
(kerkbestuur) om geld voor de
restauratie ook bij de Staten van
Holland terecht kwam. De kerk be
schikte of hoorde te beschikken
over eigen middelen om het kerkge
bouw, inclusief de toren, in goede
staat te houden. Blijkbaar was het
in de jaren 20 van de 18e eeuw
moeilijk f5400,— bij elkaar te krij
gen voor het kerkbestuur. En geen
wonder, zo groot was Oosterend
niet en het bedrag wel. Dus werden
de Staten van Holland om subsidie
gevraagd in verband met de baken-
funktie die van algemeen belang
was. Dat de Staten niet over één
nacht ijs gingen bij de toekenning
van zo'n bedrag, blijkt uit de laatste
zin van de onderstaande resolutie.
hooge en swaare Toorn, dienende
tot een noodigh Baaken en Merck
voor alle Scheepen, die van de Vlie-
ter naar de Texelsche Rheede en
van de voorschreeve Rheede naar
de Vlieter zeylen, door ouderdom
soodaanigh was vervallen, dat de
selve buyten spoedige herstellinge
dreyghde te sullen nederstorten, tot
totale ruine van den selven Toorn,
Kerck en nabuurige Huysen, als
meede tot groote schaade van de
Scheepvaart en Commercie deeser
Landen. Dat de Supplianten, tot
voorkominge van dien, den selven
Toorn door Luyden hen des ver-
Is het u wel eens opgevallen, dat de
ene ee de andere niet is? Bijvoor
beeld: de ee in beest klinkt anders
dan die in beer. De ee in beer is
een beetje i-achtig vervormd. Jonge
kinderen die pas leren ezen en
schrijven maken er dan ook vaak
,,bir" van? Deze klankvervorming
treedt altijd op, als er achter de ee
een r volgt. Die r zorgt ervoor, dat
je die ee moeilijk als een heldere ee
uitspreekt. Ook bij de oo en de eu
treedt deze klankverandering op als
er een r volgt. Probeer maar uit:
doos en door, deuk en deur. Waa
rom ik u dit fonetisch verhaaltje
vertel? Wel, het is mij opgevallen,
dat in ons dialekt de ee en de oo
meestal worden uitgesproken alsof
er een r achter staat, ook al is dit
niet het geval. Bijvoorbeeld in „ho
ge tore" is de oo in hóge dezelfde
als die in tore, terwijl dat in het ne-
derlands niet het geval is. Ik geef
nog enkele voorbeelden. Probeer ze
maar eens hardop uit! (De streepjes
geven aan, dat het om de door de r
vervormde klank gaat.)
Een dróge slóót.
Een béést op hóge póte.
Mit blófe tóne naar het féést.
Een gróót brééd klééd.
U kunt zelf aanvullen met tientallen
voorbeelden! Het gaat echter niet al
tijd op. Soms blijven de ee en de oo
gewoon dezelfde als in het neder-
lands. Hoor maar:
Ik rook de róók.
Weer sowe de wéze weze?
Kees haalt een endje kéés.
In de have lagge twie skepe mit
sképe.
Stokvis kok? Ik moet er fan kóke!
Waarom het niet altijd opgaat? Dat
heeft te maken met de oorsprong
van een woord. En deerfoor moet je
bee mee niet weze, maar bee de hó
ge omes fan de Nederlandse taal!
G. E. Dros.
12 januari 1917
Motorvisschersvaartuigen heeft men
hier nog niet. Een paar visschers
denken er thans over hun vaartui
gen van een motor te voorzien, daar
men er het groote voordeel van ziet.
6