Een kuiertje
om Strend
Jan van Jawikkie
Bomen die gaan
verdwijnen
meen zijn, ook buiten het echte
zandgebied.
Dit zijn dan wat herinneringen aan
de omgeving van Oosterend. „Ge
heide" Strenders kunnen natuurlijk
veel meer vertellen over de bijzon
derheden in en om het dorp. Ik zou
bijvoorbeeld wel eens wat meer wil
len weten over „de Knieneberg". Za
ten daar vroeger veel konijnen? En
de Aliestocht, hoe komt die aan zijn
naam en waar loopt hij naar toe?
Wanneer is het Koppesbossie ge
plant? Allemaal vragen waar ik geen
antwoord op weet. Veel is me na
tuurlijk ontgaan waar ook nog best
wat over te schrijven zou zijn ge
weest, maar na vijftig jaar vergeet je
wel eens wat.
Gerbrand Fenijn
Over de nogal beruchte Oosteren-
der, Jawik „De Brander" is al het
een en ander geschreven, maar ik
las haast nooit iets over zijn zoon.
Jan was, in tegenstelling tot zijn va
der, een doodgoeie kerel. Toch gin
gen er ook over hem nogal wat
verhalen rond. Mijn ooms vertelden
dat Jan wel bereid was akkers om
te spitten, maar alleen „bij 't lichte
maantje". Tussen zijn nachtelijk
werk door verorberde hij dan alle
etensresten die in grote pannen wa
ren overgebleven. Het verhaal ging
dat Jan alle psalmen uit zijn hoofd
kende, die hij graag op verzoek
zong. Als je aan hem vroeg of hij
psalm 151 (die niet bestond] wilde
zingen, vroeg Jan: „Hoe begint die
ook weer?". Antwoord: „Gelijk't
oranje gras is ons kortstondig le
ven.". Jan zong dan uit volle borst:
„Gelijk't oranje gras is ons kortston
dig leven", enz. Bekend was dat Jan
In Oosterend bij bakker Dros
Werd menig auto reeds de klos
Vanwege de drie bomen
Die reeds zo menig, menig keer
Een buil veroorzaakte, wanneer
De S-bocht werd genomen
Voorheen, toen er geen auto reed
En men 't per paard en wagen deed
Dacht niemand aan die bomen
Maar ongemerkt, langzamerhand
Is ook hier, op ons vogelland
Het snelverkeer gekomen
We keken onze ogen uit
Toen d'eerste bus met vreemd geluid
Over het eiland snorde
Maar door de jaren heen zijn zij
- Want Teso blijft geregeld bij -
Steeds groter nog geworden
En nu zijn zij zo groot gekocht
Dat met de beste wil de bocht
Daar niet meer kan genomen
Want hoe precies de bus ook stuurt
En door het open raampje tuurt
Hij kan niet langs de bomen
Zo zullen dan, 't doet velen zeer
Die bomen voor het snelverkeer
Wel spoedig moeten wijken
En zal een stukje Oosterend
Om haar bekoorlijkheid bekend
De vlag straks moeten strijken
't Zal toe te juichen zijn wanneer
Men 't steeds toenemend snelverkeer
In de nabije jaren
Meer LANGS de dorpen leiden zal
Opdat men daardoor bijgeval
Veel schoons nog kan bewaren.
Huib de Rijmelaar
1946)
van dieren hield. Hij had een papa
gaai die veel bekijks trok van de
Strender jeugd. Door onoplettend
heid verloor zijn kat op een kwaaie
dag het leven. Hoe dat gebeurde
vertelde de zwaar-gebouwde Jan
zelf: „Och, nou is puus dood. Ik ben
op 'em gaan sitte en hee is hillegaar
börste.".
GF
9