Een veertiende-eeuws
muntweegschaaltje uit
Oud-Den Hoorn
richt bij deze laatste dijkage dat de
dijk wordt gelegd vanaf het Clijf
naar Den Hoorn. Hieruit blijkt ook
dat het toenmalige Den Hoorn de
exclusieve positie van schiereiland
kwijt raakte. Misschien is dit nog
wel gunstig geweest bij de vlucht
van haar bewoners, tien jaar later.
Al deze activiteiten overziend en
daarbij nog opgeteld de plannen
voor inpoldering van Buitendijk,
Grie, Binnen Kuil en Hoornder
Nieuwland vermoeden we dat de
plannenmakers uit die tijd niet eens
zo bedroefd zijn geweest om het ver
lies van de wildgroei op de landtong.
Die paste immers niet in de plan
ning die onderhand aan een dorp toe
was dat emplooi zou bieden aan zo
wel boeren als vissers, aangevuld
met handwerkslieden. Evenals De
Cocksdorp het logische gevolg is ge
weest van de inpoldering van Eier-
land was ook de stichting van een
woonkern midden tussen de ge
noemde gebieden een normale zaak.
Dit temeer omdat het dorp De
Westen duidelijk op haar retour was.
Het Clijf, nu middelpunt van meer
dan duizend ha gewonnen - of nog
te winnen land - was de aangewezen
plaats en niet de smalle zandstrook
van Den Hoorn. De ramp van 1298
bracht deze plannen in een stroom
versnelling. De dakloze vluchtelin
gen moesten gehuisvest worden en
omdat een terugkeer naar hun ver
woeste woonplaats niet wenselijk
was werd de oude hoogte hun nieu
we onderkomen, al zal een enkele
dwarsligger misschien nog terugge
keerd zijn. Uit geografische overwe
gingen had het nieuwe dorp
eigenlijk Clijf, Zuiderclijf, o.i.d. moe
ten heten. Blijkbaar heeft men, als
pleister op de wond, de berooide
vluchtelingen die letterlijk huis en
haard hadden verloren, de naam van
hun nederzetting tenminste laten be
houden. Den Hoorn was het geweest
In 1963-65 hebben leden van de
toenmalige archeologische werk
groep Texel van de Archeologische
Werkgemeenschap voor Nederland
(A.W.N.| waarnemingen gedaan in
het duingebied ter plaatse van het
voormalige dorp Den Hoorn: Oud-
Den Hoorn of „de Ouwe Hoore". De
povere resultaten van dit onderzoek
werden gepubliceerd! 1) en de vele
vondsten, vooral aardewerk, kwa
men terecht in privé-verzamelingen.
Een groot deel hiervan is later weer
verzameld en redelijk gedocumen
teerd terechtgekomen in het Provin
ciale Archeologisch Depot. Het
muntgewichtdoosje waar dit artikel
over handelt bevindt zich in het Ko
en Den Hoorn bleef het, zelfs al was
dat in strijd met alle fysisch-
geografische logica. Gelukkig is de
oorspronkelijke naam Clijf ook be
houden gebleven het dorpsdeel Klif
en zo zien we dat men ook in het
verleden de kool en de geit wist te
sparen. Het nieuwe dorp was voor
bestemd om, verbonden met het
Marsdiep, een grote toekomst tege
moet te gaan. Al na een eeuw had
het het voormalige moederdorp De
Westen overvleugeld. Dit hoort ech
ter niet meer in het verhaal van haar
wordingsgeschiedenis thuis. Keren
wij nog één keer terug naar de smal
le zandrug waar niets meer doet
denken aan menselijke bewoning,
maar waar enige perceeltjes land
(toch weer het land] door de eeuwen
heen den naam hebben bewaard:
„Oude Hoorn".
Willem Kikkert.
Bronvermelding
Aardrijkskunde van het eiland Texel,
P. Deuzeman; Bataviersche zeestrand
(uittr.J, Melis Stoke; Brieven over
Texel, P. van Cuyck; Cronica Reagia
(uittr.). De geschiedenis van het Ne
derlandse Volk, N. Swiersma; Er
fgoed van Nederland, prof. dr. A.
Manning; Friesche Cronijck (uittr.],
Griend, Veen/v.d Kam; Het eiland
Texel en zijne bewoners, F. Allan;
Het veranderde gezicht van Noord
holland, Prov. Atlas; Holland en de
Hollanders, ir. J. W. Raap; Isaac Tiri-
on over Texel, Tirion; Kroniek van
Medemblick (uittr.), 't Landt van
Texsel, J. A. v/d Vis; Middelneder
landse woordenboek, Verdam; Ne
derland in het Holoceen, dr. W. H.
Zagwijn; Onze Waddeneilanden, S. J.
v/d Molen; Prov. atlas van Noordhol
land (uittr.), Reginonaal Hist. tijd
schrift Noordholland (uittr.], Waar
vrijheid eeuwen stond, K. Norel;
Wonen rond de Hoge Berg, P. J. Wol
tering.
ninklijk Penningkabinet in Leiden.
Het dorp Oud-Den Hoorn lag op een
smalle duinstrook, een zogenaamde
vloedhaak, zo'n 500 meter ten zuid
en van het huidige Den Hoorn. Het
ontstaan van deze vloedhaak wordt
geschetst door Schoorl)2], Het Mars
diep ontwikkelde zich van de veer
tiende tot de zestiende eeuw tot een
belangrijk zeegat. Met deze ontwik
keling gepaard gingen de afbraak
van het Eiland van Huisduinen en
landinwaarts aan de zuidkant van
Texel.
Deze aanwinst geschiedde in de
vorm van vloedhaken: de eerste die
waarop Oud-Den Hoorn lag, de
tweede die van het Horntje en de
derde - uit later tijd - die van de
Mok. Thssen deze vloedhaken wer
den later in de Middeleeuwen pol
ders gemaakt. Wanneer de bewoning
in Oud-Den Hoorn is begonnen kan
pas met zekerheid gezegd worden als
al het gevonden aardewerk bestu
deerd is. Wel bleek uit de opgravin
gen dat er al mensen op de
vloedhaak woonden toen deze zich
nog volop aan het ontwikkelen was.
Duidelijk is dat het leven in dit ver
stuivende duingebied, dat ook nog
bloot stond aan de invloeden van de
zee, niet gemakkelijk zal zijn ge
weest. Bij middelen van bestaan zal
vooral aan visserij moeten worden
gedacht, hoewel ook enig vee aanwe
zig is geweest blijkens de gevonden
botten. Het einde van Oud-Den
Hoorn, bewerkstelligd door de zee,
moet zijn veroorzaakt door oorlog
somstandigheden. Van der Vlis(3)
noemt zonder enige bronvermelding
de jaartallen 1398 en 1479-81. In de
laatste periode zou het dorp zijn ver
woest door Gelderse en Friese zeero
vers en wel tijdens de Hoekse en
Kabeljauwse twisten. Dit is niet in
tegenspraak met de resultaten van
de opgraving, want op verschillende
plaatsen werd een aslaag aangetrof
fen waarin zich ondermeer potten en
14 eeuws muntgewichtdoosje met opvouwbaar balansje en gewichtjes,
gevonden bij Oude Hoorn (1963).