ZÜID-VfST TFXfL ders. De Graaf was zetbaas voor de Keizer, die op zijn beurt gekroond was door de paus, vertegenwoordiger van Christus op aarde. Geen wonder dat de Graven zich maar een paar treedjes lager achtten dan de Lieve Heer zelf. Hun levenswijze was er naar. Niet alleen het recht op de grond en haar opbrengsten (lammer- tienden, graantienden enz.) eisten zij op, ook het water met alle voordelen van dien (visrecht, strandvond en in polderingen) werd Grafelijk domein. Zelfs de wind werd hun eigendom door middel van het maalrecht der graanmolens. Natuurlijk was het on doenlijk voor de kersverse baljuw om al deze zaken tegelijk te regelen en met deze wetenschap is het aan- (»i=vcPvttn OL'iN r^- ÜMDUin WATll 2 f=e flËttifir. wLoen /\i c/\ GO Of ?AHOf,ANK'<=-h IN NL'T MaRÏDliiC -'*) M OU. TüA, IJ I? SC H (iV IM t'-i-LA T l:N nietigde ook in één slag alle menselijke bewoning op het eilandje Griend. Gelet op de geringe hoogte van de zandrug Den Hoorn moet het uitgesloten worden geacht, dat deze niet door het hoge water werd over stroomd. Indien zich hier toen al een woongemeenschap had gevestigd was deze vrijwel zeker, evenals op Griend weggevaagd. Een dergelijke ramp waarbij hele gezinnen zouden zijn omgekomen was beslist in de analen van de geschiedschrijvers op getekend. Nergens wordt echter mel ding gemaakt van eenzelfde ramp op Texel, zodat we mogen aannemen dat in december 1287 nog geen vaste bewoning op deze plek is geweest. Het tweede jaartal, 1289, vertelt een veareRmo r>cr.r ander verhaal. In dat jaar vestigde zich een Grafelijke rentmeester te Den Burg, teneinde het gezag van het Hollandse Gravenhuis, of beter gezegd hun Henegouwse opvolgers, hier daadwerkelijk uit te voeren. Niet dat de Graven hier voor die tijd niets te vertellen hadden. In de loop der jaren was hun gezag, vooral in economisch opzicht, steeds merk baarder geworden. In 1289 werd de laatste stap echter gezet na eeuwen van strijd en tegenstand. De Texe laars wisten dondersgoed wat dit in hield. Niet voor niets hadden ze zich, samen met Westfriezen, Drech- tenaren en Wieringers ruim 300 jaar tegen deze machthebbers verzet. De komst van de rentmeester of baljuw betekende het definitieve einde van de oude vrijheden die nog stamden uit de Fries-Gemaanse tijd. Daarin kenden de bewoners van deze con treien nauwelijks hogere macht bo ven zich dan door henzelf gekozen buurheren. Dat werd nu radicaal an nemelijk dat de vrijbuiters die prak tisch op eigen gezag de landtong ingepikt hadden gedacht zullen heb ben: ,,Nu of nooit". Hierbij moet worden vermeld dat het nieuwe ge zag niet alles kon en mocht. Het diende rekening te houden met be paalde gewoonterechten die ter plek ke golden (een regeling die trouwens in onze huidige wetgeving nog steeds van kracht is). Tenslotte het derde jaartal: 1303. Hiervoor komen we te rug bij het Marsdiep, waarvan de ontwikkeling parallel loopt met die van Den Hoorn. Beide ontstaan door het werk van de elementen, zij het de één direct, de ander indirect. Be gonnen als een kleine zeearm (voor het eerst vermeld in 790) was het Marsdiep doorgebroken en verbon den geraakt met het, tot binnenzee vergrote, Flevomeer. In vogelvlucht een paar feiten en jaartallen aangaande deze ontwikke ling. Reeds in 1137 vermeldt de Cro- nica Regia groot verlies aan land tussen Enkuizen en Stavoren. Twee jaar later verdwijnt het oerbos het Kreilerwoud in de golven. Om streeks 1175 breekt het Marsdiep oostwaarts door. Ook voor de perio de 1200-1250 worden niet minder dan zeven zware stormvloeden ge noemd. Al deze vloeden vergrootten de gevormde zeegaten, maar deson danks wist Graaf Willem 1 in 1203 nog te paard van Oostfriesland naar de Zijpe te reizen. Het ros was blijk baar een goede springer. In 1222 wordt voor het eerst melding ge maakt van een „Suydersee" en in 1256 worden de, door het water af gescheiden, Friezen aan deze zijde door Menco van Werum betiteld als „Westerlingen". Zo kunnen we nog een hele tijd doorgaan met de litanie van wind en water, maar laten we ons bepalen tot het belangrijke jaar tal 1303. Daarin is namelijk voor het eerst sprake van het Marsdiep als bruikbare zeeverbinding voor de scheepvaart. Aangezien de daadwer kelijke ingebruikname meestal voor loopt op de officiële mogen we aannemen dat de eerste koggesche pen al enige jaren eerder passeer den. Waar zich scheepvaart ontwikkelt mag bedrijvigheid wor den verwacht en ook dat zal de pio niers van het schiereilandje niet ontgaan zijn. Omdat ook hier het spreekwoord gold „Wie het eerst komt, het eerst maalt" zal ook deze stimulans meegewerkt hebben om de smalle landtong voorgoed te be volken. Nogmaals, een exact jaartal voor de stichting van het eerste Den Hoorn is onbekend, maar mag naar alle waarschijnlijkheid in deze perio de gezocht worden. Den Hoorn (een eeuw) een feit Een nieuw dorp dus op Texel, alhoe wel het woord „dorp" misschien wel wat te weids is voor de bescheiden nederzetting op de zandige reep grond. Ook de bevolking was van éénzijdige samenstelling. Alleen voor vissers was de plek immers aantrek kelijk. Een boer had op deze smalle landtong niets te zoeken, zelfs voor een geit was er nauwelijks voedsel. Bovendien waren de boeren, noorde lijker, nog druk aan het inpolderen. Maar toch, een leefgemeenschap, waar gewoond en gewerkt, gebouwd en ingericht werd. Waar kinderen werden geboren en uiteindelijk ook weer mensen stierven. Trouwen, do pen en al die andere rituelen waar de kerk bijhoorde bleven domein van De Westen waar de notabelen wel angstvallig gewaakt zullen heb ben dat het gezag hen niet door de vingers glipte. Wat betreft het aan zicht van het prille Den Hoorn staan ons geen afbeeldingen ten dienste, maar deze zal wel niet verschillen van de illustraties in de geschiede nisboeken aangaande middeleeuwse dorpen. Hutten van plaggen met wat drijfhout en vlechtwerk opgebouwd, 5

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1989 | | pagina 7