_ZUIDVE5T TEXEL ca /sdo bied daartussen vroeg als het ware om ingepolderd te worden. Nog niet gehinderd door machthebbers van elders zijn de boeren onder aanvoe ring van hun „buurheren" daar ook vrij snel mee begonnen. Vanaf het hogere land werden dijkjes in de richting van de nieuwe duinrand ge legd. Zo kunnen we nu nog de Bak- kenweg, Smitsweg, Laanweg e.a. aanwijzen als oude dijkstallen, waar tussen de poldertjes Bakkom, TVien- ten, Hooperburen nog steeds te herkennen zijn. Zo ging men in oostelijke richting door tot Ungerbu- ren (Ongeren) maar met een verhaal over Den Hoorn gaan we zo de ver keerde kant op. Terug dus naar het zuiden. Vanuit De Westen werd de dijkage hier wat ingewikkelder. Wie een dijk legt moet een eindpunt voor ogen hebben en dat werd, zuid waarts gaand, het Clijf, dat hoog en droog het logische einddoel werd. Dat deze route (nu Westerweg) aan gehouden werd verraadt een land naam. Het is de naam van het voormalige perceel de Sletting. Deze naam is afgeleid van het Middelne derlandse woord besletten wat zo veel wil zeggen als gelegen aan- of verbonden met een dijk. Zo zullen er nog meer landnamen in dit artikel voorkomen die geschiedenis vertel len die nergens anders wordt ver meld. Na de verbinding van het Clijf met de duinrand konden ook Breem en het Wambas aan het veroverde land toegevoegd worden, met als tus- sendijkje de huidige Oudeweg. Zo doende werd het op het Clijf langzaamaan een hele drukte door al die activiteiten en we kunnen ons voorstellen dat op afstand van De Westen hier enige onderkomens voor de grondwerkers zullen zijn opge trokken. Ook de kapel, waarover al gerept wordt voordat hier van een dorp sprake was, is mogelijk in deze tijd verrezen. De religie speelde im mers een grote rol in het leven der middeleeuwers. Al met al de aanzet voor de stichting van een nederzet ting zou men zeggen, maar zover was het nog niet. De vissers Niet alleen de boeren waren getrof fen door de veranderde situatie, ook voor de vissers van De Westren bracht deze grote veranderingen. Ze zagen hun toegangsweg naar zee (die noordelijk van het dorp liep) ver sperd door kilometers mul zand. Omdat de Hemmer, weliswaar een open-plassengebied, maar beslist geen volzee, geen soelaas bood moest een andere weg naar zee ge vonden worden. De voornaamste route werd nu de afwatering die vlak voor het middelpunt van De Westen (de kerk) langsstroomde. Ook de naam van dit water is in een landnaam bewaard gebleven. De ei genaardige naam ,,Kerk-Ie" (met de nadruk op die ,,Ie") van het land te genover het Torenhuis is hoogstwaar schijnlijk afkomstig van de oude waterloop de Kerke-Ee (let op Friese benaming voor waterloop ,,Ee"). Via deze afwatering die uiteindelijk uit mondde in de brede „Oort" (onge veer bij de tegenwoordige Alexanderhoeve) bereikte men tenslotte open zee. Ook wat betreft de vissers hadden de elementen niet alleen genomen maar ook gegeven. In het zuiden had het stormgeweld in zijn grilligheid een paar zandri- chels in west-oostelijke richting neer gelegd. Daartussen vonden de vissers enkele beschutte inhammen, de (latere) Andel en Binnenkuil. Al hoewel geen visserijdeskundige, neem ik aan dat deze baaien ideale plaatsen waren voor de Westerse vis sers met hun bescheiden bootjes. Een nadeel was natuurlijk dat ze vrij ver van het dorp lagen. Evenals de boeren zullen ook de vissers uitgeke ken hebben naar een rustpunt, een plaats waar ze ankeren konden en van waaruit ze hun werk konden uitvoeren. Qp de beschreven route naar zee waren ze langs zo'n plek gevaren. De smalle, amper twee me ter boven de waterspiegel uitsteken de zandrug moet hen een ideale plaats geleken hebben om af en toe te pleisteren. We kennen die rug nu als een uitloper van de Kuildernollen die via Klein-Mat doorloopt tot de dijk tussen het Hoornder Nieuwland en de P.H.-polder. Destijds was het een uniek schiereilandje dat zich in derdaad als een ossehoorn in zee uit strekte. Het was een normaal verschijnsel in die tijd - en zeker in onze waterrijke streken - dat de definitieve stichting van een woonkern vooral ging door tijdelijke bewoning. Vissers, jagers, riet- of veenwerkers gebruikten een bepaalde plek soms jarenlang als sei- zoenverblijf voordat permanente vestiging plaatsvond. Zo zal het ook wel met de hoornvormige zandrug zijn gegaan. In ieder geval zal een blijvende bewoning niet hebben plaatsgevonden voordat de elemen ten in zoverre uitgeraasd waren dat het neergeworpen zand tot rust kwam en begon te begroeien. Maar ook een tijdelijke verblijfplaats be hoeft een naam en zodoende. Wie het eerst de, voor de handliggende, benaming heeft gebruikt zal wel al tijd onbekend blijven, evenals wan neer dat gebeurde. Het is echter wel zeker dat ons huidige dorp daar haar doopnaam ontving. Definitieve vestiging De belangrijke vraag is nu wanneer de definitieve vestiging plaats vond. Niet zo gemakkelijk te beantwoor den gezien de geschetste voorge schiedenis. Voor zover mij bekend is er dan ook nooit een exact jaartal in dit verband genoemd. Van der Vlis houdt het op ca. 1300, zonder verde re bronvermelding. Toch zijn er drie jaartallen bekend die ons misschien wat wijzer kunnen maken, nl. 1287, 1289 en 1303. Om met het eerste te beginnen; op 14 december van dat jaar teisterde een vreselijke storm, gepaard gaand met extreem hoge waterstand, het Waddengebied. Deze ramp, bekend als St. Luciavloed, bracht niet alleen de geijkte gevol gen, hernieuwde afslag van het veengebied, verbreding van de zee gaten etc., met zich mee, maar ver- - - - c Dc 2ANOP>ANKl£N INHlBT ClArtl'DilzP lïtJlTGr* 13i*y£'HÜU\viMC CULA T\~. h> 4

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1989 | | pagina 6