Prins Hendrik ,,De Zeevaarder"
11820-1879). Op dit olieverfschilde
rij (C. Bisschop 1879) is hij afge
beeld als voorzitter van de
koninklijke Ned. Yachtclub. Het be
vindt zich in het Maritiem Museum
„Prins Hendrik" te Rotterdam.
't Weêr bedaart. In 't voorwaarts
„Hoe is 't, vrindschap! met de
gronden
„In den Hendrikspolder? „Ach!
,,'t Bruisend nat heeft ze verslonden,
„Op een guren najaarsdag.
„Prins, de huid hangt op het hekje!
,,'k Spaarde en nu ben 'k alles kwijt!
,,'t is noodlottig! En nu trek je
„Weêr naar zee met dubble vlijt?
Krult het schuim, met zilvren glans,
Om de Koninklijke steven,
Als een overwinningskrans.
„Ja, Uw Hoogheid! 't Is een zegen
„Dat ik toch mijn brood verdien!
„Maar zijn goed zoo zuur verkregen,
In een stond vernield te zien!
,,'t Mag niet! 'k Wil de velden
koopen
Sprak de Prins na kort beraad,
„Die de vloed deed onderlopen
„Zij 't mijn schade, 't is uw baat!
„Hoogheid dat's te veel! Neen, brave
Gij een man van plicht en eer,
Krijgt de duurverworve have
Uit den schoot der baren weer!
Lap keert weêr. De Prins, bewogen,
Schenkt zijns woords hem 't on
derpand.
Tranen blinken in hunne ogen,
Diepgeroerd trilt beider hand.
't Was zijn laatste weldaad plegen.
Luttel weken na dien stond
Rouwde Neêrland allerwegen,
Stond zijn lijk op Hollands grond.
In dit gedicht is het dus Alexander
die aanbiedt de polder van Lap te
kopen: dat was zijn laatste „edele
daad". Hoe dan ook, het geld voor
de inpoldering kwam in ieder geval
uit een koninklijke portemonnee!
Over boerderij „De Atlas" valt nog
het volgende te vertellen, aanvanke
lijk stond op die plek alleen een
schapenboet, die later is vergroot en
uitgebreid met een woonhuis. Balken
van het oude deel van 't huis zijn
van juthout, wat nog goed is te zien!
De tegenwoordige gevel is van latere
datum; 1915. Er woonden steeds
nazaten van loods Lap, totdat in
1939 „Aai van de Atlas" kinderloos
stierf, en de boerderij werd verkocht
aan Jan Bakker W.zn., wiens jongste
zoon Henk nu op het bedrijf woont!
,,'k Heb vaak van uw moed
vernomen,
„Onverzaagde trouwe Lap!
„Weêr zijn wij 't gevaar ontkomen
„Door uw kloeke zeemanschap.
„Ook dees dag kan weder spreken
„Van uw kundig zeemansoog".
Sprak de kranke Prins. „Ik reken,
„Hoogheid! slechts op God omhoog".
„Braaf zoo, antwoordt Alexander,
„Maar wat droeve somberheid
„Heeft uw blik, weleer zoo
schrander,
„Over uw gelaat verspreid?
12