De ontvangsten en uitgaven voor oono vorpiuilito imertlerij van 22 HA. weiland en 8 IIA. hooiland, te zanieu 30 HA., j11 nln volgt: Op zulk eeno hoeve worden gehouden: 150 Hulinpen, 1(1 runderen en 1 paard. Het aanlegkapitaal bedraagt G000 ou hot bedrjjl'idiapil.aal f 500. A. Outvaugaton. Yorkoop van 100 lammeren A 10f 1000.00 600 KG. ongewasaohen wol A f 0.85510.00 53 oude sehapeu A 18594.00 4 kalfkoeieu A f 175700.00 Melk en eieren17.50 Opbrengst van 3 melkkoeien A 150n 450.00 Boter van de schapenmelk70.00 Winst behaald met varkensmestiugB 20.00 Totaalf 3361.50 B. Uitgaven. Pacht A f 45 per HAf 1350.00 Rente van het aanleg-en bedrijfskapitaal A 5 pet. 325.00 Loon voor den arbeider met zijn gezin f 6 per week en 100/2 KG. spek342.00 Eenige emolumenten voor den arbeider, melk, eieren enz30.00 Arbeidsloon voor greppeleu, tuinwallen ver nieuwen maaien, hooien, schapenschoeren mestspreiden en dergelijke, die do arbeider alleen niet verrichten kan200.00 Aankoop van 4 kalveren A f 43n 172.00 Haver, boonen en lijnkoek voor veevoeder. 600.00 Assurantie, veearts eu dergelijken 120.00 Yoor waardevermindering van bet paard 15.00 Totaal bedrag der uitgaven f 3154.00 Landbouwers en landarbeiders VERVOLG Schelpen- en wiervisserij was overi gens zelden hoofdberoep; meestal was het een nevenberoep in de vis serij. Loman noemt overigens geen aantallen. Hij spreekt van „vele honderden ingezetenen". Van der Vlis noemt voor 1890 135 (houten) blazers, 16 vletten, 4 botters, 7 tjal ken, 6 haringschepen en 1 wier schip (4). Op de meeste scheepjes voeren niet meer dan twee perso nen, zodat „vele honderden" ook wel enigszins overdreven klinkt. Uit beroepstelling van 31 december 1889 (Centraal Bureau voor de Sta tistiek) blijkt dan ook dat er in to taal niet meer dan 223 personen (waarvan 84 ongehuwd, d.w.z. meest zeer jeugdigen) in de visserij werk zaam waren. Volgens dezelfde tel ling waren er in totaal 742 mannen (waaronder 293 ongehuwden) werk zaam in de landbouw, alsmede 16 vrouwen (waarschijnlijk weduwen met een eigen bedrijf). Van die 742 mannen waren er 467 arbeider. Schapenfokkerij hoofdbedrijf Er waren ruim 30.000 schapen en 2377 runderen, waaronder 33 stie ren en 803 melkkoeien. Bovendien waren er 686 paarden, waaronder 5 dekhengsten. Tenslotte waren er 157 geiten en ruim 400 varkens. Iedere veehouder (en menige landarbeider) houdt enige kippen „voor eigen ge bruik". Ook zijn er sedert enige ja ren hoenderperken aangelegd met 400 a 500 kippen. Behalve in de polder Eierland waar nog ca. 1200 ha. werden bebouwd (tarwe, gerst, haver, erwten en bonen, aardappe len, koolraap en mangelwortelen) wordt de bodem vn. voor wei- of hooiland gebruikt. Als voornaamste reden voor de achteruitgaande be bouwing (volgens Allan werd op Texel nog in 1854 1552 ha. be bouwd, waarvan 826 ha. met graan) wordt de lage graanprijs genoemd. Maar ook de schapenteelt is terug gelopen; Allan noemt in 1854 38.523 schapen. Opmerkelijk is de klacht over de „staat van volkomen uitput ting" van de gronden als gevolg van verwaarlozing. Zelfs van de vier „nieuwe" polders Eierland (1835), de Eendracht (1840), Prins Hendrik (1845) en het Noorden (1875), tesa- men ca. 4500 ha. is de oorspronke lijke vruchtbaarheid „door aanhoudende roofbouw en verwaar lozing grootendeels verdwenen". De verwaarlozing is vnl. een gevolg van onvoldoende bemesting (compost, straatmest). Kunstmest wordt „hoogst zelden" gebruikt. Wel strooit men kalkpuin dat vooral op de hoger gelegen gronden bij droog te „werkeloos" blijft. De afvoer van het water is „zeer goed geregeld", al Blijft voor winst. geschiedt dit nog uitsluitend door windmolens of gewoon door spuien bij eb. Eigendom Van de 10.000 ha. hooi-, wei- en bouwland wordt ongeveer één- vierde verpacht. De grootte van het eigendom is zeer verschillend. Op het „oude land", waar schapenhou derij hoofdzaak is, zijn de hoeven 10 tot 40 ha. groot. In de genoemde polder, waar behalve veehouding ook akkerbouw bedreven wordt, zijn hofsteden van 50 tot 160 ha. Verpachters zijn vaak grootgrondbe zitters in de polders Eierland en Prins Hendrik, die 200 tot 500 ha. in eigendom hebben en elders ver blijf houden (het zgn. absenteïsme) en kerken, diaconieën, enz. De duur van de pacht is doorgaans drie (maar ook wel zes of negen) jaar, en loopt van 20 tot 20 maart. De pacht wordt betaald in geld (afhankelijk van de kwaliteit, ƒ20,— a ƒ45,— per ha. voor afzonderlijke percelen méér). Op de boerderijen, die on derhands worden verhuurd is het regel dat de landerijen in dezelfde hand blijven of overgaan van vader op zoon. Bij publieke verpachtingen door corporaties wordt de pacht ge gund aan de hoogste bieder. De pachter moet het land schoonhou den, de tuinwallen, sloten en grep- f 207.50 pels onderhouden. Gemiddeld rekent men op 20 ha. hooi- en wei land, tien stuks rundvee en 4 a 6 schapen per ha. De koopprijzen zijn met de helft gedaald tot ƒ600,— a ƒ800,— per ha. in 1887. Er zijn klachten over de sterke versnippe ring van het grondbezit, ten dele een gevolg van de verschillende ge aardheid en (hoogte) ligging van de benodigde gronden, maar ook een gevolg van vererving, huwelijk etc. Van ruilverkaveling was echter nog geen sprake. De toestand van het bedrijf Volgens opgave van Loman is het jaarinkomen op een pachtboerderij van 30 ha. (22 ha. weiland, 8 ha. hooiland) met 150 schapen, 16 run deren en één paard slechts ƒ207,50. Het inkomen uit een „Eierlandse" pachtboerderij van 100 ha. waarvan 24 ha. bouwland, met zes werkpaar den, 18 (zomersja 36 ('s winters7 koeien en 1600 schapen wordt bere kend op 506,—. De boerderijen, meest stolpen, zijn „geheel of ge deeltelijk van steen of hout ge bouwd, meestal met riet, somtijds ook geheel of voor een deel met pannen bedekt. In het midden is het hooivak; het „vierkant" aan de voorzijde bevindt zich in de woning, bestaande uit twee a drie vertrek ken met bedsteden en kasten en ge- 14

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1988 | | pagina 16