ten van de Zanglijster, naar haar geelachtig en zwart gevlekt kleed ook Grijze Lijster en Grauwtje genoemd. Zoowel op naald- als op loofhout worden de napvormige nesten geplaatst. Stevig zijn ze gebouwd als die van de Merel, maar eigenaardig is de bekleeding, daar deze be staat uit een geelachtig grijze stof, fijne houtmolm met speeksel vastgeplakt. De eieren zijn mooi groen met zwarte of donkerbruine stippen. Om den fraaien zang heeft men de zanglijster gaarne in de kooi. Nog broedt in bijna alle provincies van ons land de Groote Lijster (Turdus viscivorus viscivorus L.), die ook 116 Mistellijster, Dubbele lijster en Appellijster heet. Nooit komt ze echter veelvuldig voor. Haar vederkleed komt overeen met dat van de Zanglijster, doch de vlekken op de onderdeelen zijn grooter. Deze mooie vogel komt ook op den trek weinig voor, zoodat er ook niet veel in da lijsterstrikken gevangen worden. Andere lijstersoorten, waaronder de Koperwiek het veelvuldigst voorkomt, zullen we nog later zien. Behalve lijsters, verhangen zich ook nog tal van andere vogels in de paardenharen stroppen. Met dit strikken verdienen verscheidene menschen iets, doch dit weegt lang niet op tegen het wegnemen van zooveel keurige en nuttige vogels uit de Natuur. XXXVI. Over Koperwieken en Boflijsters. We gaan nog even met den lijsterstrikkor meo, niet om ons te verlustigen in het werk, dat negatief verhef fend is, maar om nog enkele lijstersoorten te leeren kennen. De Koperwieken zijn aangekomen, en dan hebben de strikkers het druk. In dichte drommen zijn deze vogels uit het Oosten naar hier gevlogen, en hongerig vallen ze aan op de uitgehangen lijsterbessen. Op vele plaatsen 120 ziet men dan ook een voorwerp, dat zich in den strop verhangen heeft, hier een dood, dat de strik om den nek viel, daar een nog levend exemplaar, hangende aan een poot of vleugel, en vergeefsche moeite doende, pm los te komen. Gelukkig maar, dat de strikker met eene handige beweging zoo'n stakker uit zijn lijden helpt. Neen, een hoogstaand werk is het niet, dat lijsterstrikken, maar het is geoorloofd en de vogelaar spot met alle bescher mende gevoelens, 't Bezorgt hem een broodje, en zijn go- voel zegt hem, dat menschennood zwaarder weegt, dan het dierenleven. En hoe meer vogels hij vangt en doodt, hoe liever is het hem. We hebben er gelegenheid door, te zien, dat do Koper wieken maar kleine lijsters zijn; en waarom ze Koperwiek (Turdus iliacus iliacus L.) heeten, blijkt ons, wanneer we even de vleugels optillen. Zie je wel, dat de oksels met de omgeving koperkleurig zijn? By de Zanglijsters is dit meer geelachtig, licht oranje. Overigens gelijken de soorten wel wat op elkander, doch do Koperwiok heeft meer stoep jes en dy Zanglijster meer druppelvormige vlekken op de onderdeelen. Daar komt weer een troepje Noormannetjes, zooals de strikker de Koperwieken noemt, in het bosch vallen, en de man vermaant ons met den wijsvinger aan de lippen tot stilte. Hij hoopt er weer enkele van te krijgen. Hier hangt weer een voorwerp, geheel stijf en met de pootjes naar boven getrokken. Aan het nog mat gekleurde vederkleed kan je wel zien, dat het nog een jong diertje is. Arm vogeltje I Moest ge daarvoor uit Siberië of Noord- Rusland komen, de plaats, waar ge het volgend voorjaar ook heengegaan zoudt zijn ter vermenigvuldiging? Stellig Beflijster 121 hadden uw ouders, die zoo teederlyk zorgden, u gezon gen van het heerlijke, zonnige Zuiden, waar het zoo goed wonen is, wanneer het nest, waarin ge geboren zijt, onder sneeuw bedolven is. En met het groote leger trokt ge mede op, en nu hangt ge daar, roerloos en stijf. Pas geboren, toch verlorenl Zelden komt nog de op IJsland inheemsche vorm van de Koperwiek bij ons voor. Ter onderscheiding wordt deze IJslandsche Koperwiek (Turdus iliacus coburni Sharpe) genoemd. We zullen geen moeite doen, dezen te ontdekken. Maar zie, hier hangt een veel grootere vogel, dien men voor een merel zou houden, doch hij heeft gryze randjes aan de veeren en een witte vlek op de borst. Hij heeft dus, als het ware, een bef voor. Juist, en naar die witte vlek. wordt deze merel, want 't is er werkelijk een, ook Beflijster, Kraagmerel, Dominé, Kranslijster, en ook nog wel anders genoemd. Turdus torquatus torquatus L. is zijn wetenschappelijke bonaming. Zie, daar wipt nog zoo'n vogel 1 Pas maar op, Dominë, dat je ook niet op die bogen wipt, want dan loop je ook groot gevaar! Hou je maar op den grond, want de strik ken hangen alle minstens een meter boven den bodem. Dat moet, volgens de Wet, en dat is nog zoo'n beetjo om de merels, die ook wel grondlijsters genoemd worden, te sparen. Mochten de strikken tot op den grond hangen,

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1988 | | pagina 9