„Vogelkiekjes" Terecht verontwaardigd zijn we, als we vernemen dat in sommige euro- pese landen nog steeds kleine zang vogels als delicatesse op het menu prijken. De historie leert ons echter, dat nog maar een mensenleeftijd ge leden hier op ons eiland honderden vogels in de strikken van vogelvan gers terecht kwamen, om aan de ta fels der rijken geconsumeerd te worden! Enige tijd geleden kwam ik in het bezit van het boek „Vogel kiekjes", uitgegeven in 1910, ge schreven door J. Daalder Dzn. uit Oosterend. Het boek bevat een serie levendig geschreven vogelobserva ties, die eerder als korte stukjes in het handelsblad verschenen, en op veler verzoek in boekvorm gebun deld werden. De deskundigheid van Daalder was algemeen bekend; naar men zegt ging zelfs Jac. P. Thijsse voor zijn publicaties dikwijls bij hem te rade! Hier volgen twee van XXXIV. Lijsterstrikken. Ze worden weer in gereedheid gebracht, de duizenden en tienduizenden paardenharen strikken, die, in takken- bogen gestoken, tegen September weder uitgehangen worden in de meeste kreupelboschjes van ons vaderland. Bij elk twee- of drietal strikken wordt een trosje glim mend roode lijsterbessen gestoken, en wee het lijstertje, dat zich door het begeerlijk aas verlokken laat. Niet ge makkelijk zal het aan den strop ontkomen. En gelukkig dan nog maar, wanneer de strik om den hals van den vogel valt, want dan is het proces spoedig geëindigd. Maar wanneer poot of vleugel gegrepen is, breekt er een smartelijk lijden voor het dier aan. Ernstige pogingen worden aangewend tot herkrijging van de lieve vrijheid, zoo zelfs, dat de strikker meermalen een lijster vindt, waarvan een der extremiteiten gedeeltelijk uitgerukt is. En zoo'n worsteling heeft uren kunnen duren, want de strikken worden dagelijks maar een of twee keeren nagezien. Het strikken van lijsters is wel een moorddadig werk, en duizenden nuttige vogels worden er door aan de Natuur onttrokken. Niettemin is het in de laatste drie maanden van het jaar geoorloofd. Zeer groot kan het 8 114 aantal lijsters zijn, dat in een enkelen dag buitgemaakt wordt, want hongerig en vermoeid komen sommige soor ten hier van hare broedplaatsen aan, zoodat ze dan gretig op het lokaas aanvallen. Vangsten van 200 per dag door een enkelen vanger zijn geene zeldzaamheid. Enkele lystersoorten broeden ook in onze tuinen en bosschen, doch ook de gelederen van de hier-geborenen worden elk najaar sterk gedund, en dat is wel het meest te bejammeren. Want niet alleen zyn de lijsters door hare montere vormen en aangenamen zang beminnelijke vogels, maar ze zijn ook hoogst nuttig voor boomkwee kers en tuinlieden. 't Bost van de tien lystersoorten, die in grooter of kleiner aantal bij ons voorkomen, is zeker wel bekend de Zwarte Lijstor of Merel (Turdus merula merula L.), de veol bozongen Gieteling. Met hoeveel bevalligheid wipt zij over de gazons en door de bloemperken van allerlei tuinen I Prachtig glimmend zwart is het vederkleed en 6 deze „Vogelkiekjes", waarin duide lijk wordt hoe men als „feugeltjes- man" in die tijd wel moest leren leven met het wreed bedrijf van het strikken van vogels! N.B. In 1918 kwam er een verbod op het vangen van Lijsters. Pas in 1936 werd de (nu nog geldende] wet op de Vogel bescherming van kracht. G.E. Dros oranje-geel de snavel van de oude mannetjes. De wijfjes hebben gewoonlijk een zwarten bek en de jongen zijn te kennen $ian het bruinzwarte pakje. Ook zelfs des winters, wanneer'de meeste lijsters naar warmer oorden zijn verhuisd, blijven nog talrijke merels bij ons wonen, zij het dan ook hoofdzakelijk mannetjes. Ze komen dan onmiddellijk bij do woningen, en de bessen van hulsten en andere struiken zijn hun welkom. Gaarne ook willen we medehelpen deze ons trouw blijvende voorwerpen door het barre getijde te helpen. De Merel, die in toenemend aantal ook in onze steden woont en broedt en er haar fluitenden zang, waaruit iets tyeemoedigs spreekt, vooral in de lente laat hooren, Koperwie*! 116 bouwt haar nest dikwyls vroeg in het voorjaar, om twee broedsels per jaar groot te kunnen brengen. Men vindt het op onderscheidene plaatsen, zoowel in struiken en heesters, als op boomen, in holten en op begroeide muren. Het wordt stevig gemaakt van mos, bladeren, planten- vezels en nog andere zelfstandigheden, die stevig met aarde aan elkaar geplakt worden. In het diepe kommetje hebben de blauwgroene met kaneelkleurige vlekjes ver sierde eieren, vier of vijf per legsel, een zacht bedje, en later worden de jongen er gedurende 2 3 weken trouw in bewaakt en gevoederd. Ook de Zanglijster (Turdus musicus musicus L.) is veel meer dan vroeger broedvogel van Nederland, en ook haar kunnen we het geheele jaar door bij ons vinden, doch des winters alleen in enkele exemplaren. In September en October komen dichte drommen uit de Russische en Siberische bosschen hier doortrekken tot groote blijdschap van den strikker, die in de enkele dagen, welke het le ger hier toeft, dikwijls goede zaken weet te maken. In het voorjaar vindt men overal in naald- en loofhout nes-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1988 | | pagina 8