- 375 - gereed liggen, om ze te brengen naar de Leidsche markt. Dan hoort men overal op het land weder het droevig geblaat der beroofde moeders. Lang duurt het treuren evenwel niet. Reeds den volgenden dag is het blaten veel minder geworden, en zoo men na nog een paar Schapen met lammereD. dagen de lammeren terugbracht, zouden de schapen er niets meer van willen weten. Zoo gaat het gewoonlijk zes weken achtereen, en dan zijn de groote lammerenmarkten afgeloopen. Doch nog op vele volgende marktdagen komen lammeren in grootere en kleinere koppels ter markt, en zoo Worden jaarlijks ruim 40.000 van de 50.000 lammeren, die in Maarten April geboren zijn, van heb eiland verscheept. De overige vormen den aanzet voor de boeren, die elk jaar de oudste schapen weder verkoopen, welke dan nog elders als fokvee dienen, of voor de slachtbank bestemd zijn. In Juni worden de schapen geschoren. Was het vroe ger gewoonte, de schapen te wasschen, opdat de wol grootendeels van vet en zand ge zuiverd zou zijn, tegenwoordig be moeit men zich daarmee niet meer, daar men nu met dien arbeid geen winst meer behalen kan. Bij vele boeren worden de scha pen, nadat de lammeren afgenomen zijn, nog eenigen tijd gemolken. De schapen kaasjes zijn evenwel minder in trek, dan vroeger, toen vooral de „groene" kaasjes in Am sterdam met graagte gegeten wer den. Misschien is men te weten gekomen, hoe de groene kleur en de eenigszins scherpe smaak ver kregen worden, en heeft deze weten schap minder grage koopers ge maakt. Toch willen we het niet mededeelen aan degenen, die het niet mochten weten. Wel ziet men in het land schaaps kooien, of zoogenaamde „boetjes" staan, doch gewoonlijk blijven ze het geheele jaar door voor de schapen gesloten. Wel worden de schapen, die nog geen jaar oud zijn, de zoogenaamde „enterlingen" des winters in de schuur gehouden, doch de oudere dieren, met uitzondering van de mannetjes, blijven het geheele jaar door buiten. Het hooi wordt hun dan in kribben toegediend en uit lange platte bakken, die op schragen of zoden hoopjes gesteld zijn, eten zij haver en ander kort voer. Bij hevige sneeuwbuien gebeurt het, dat de schapen, die onder de wallen beschutting gezocht hebben, geheel onder sneeuwen. Met stokken moet de boer ze dan later trachten te vinden. Onder zoo'n sneeuwberg kan een schaap het evenwel lang uithouden. Het schapenras op Texel ziet er anders uit dan vroeger. Toen had men bijna uitsluitend het Texelsche schaap, dat nu nog maar hier en daar voor liefhebberij aangefokt wordt. Voor den handel deugt het evenwel minder, dan de tegenwoordige kruisingsproducten van Engelsch en Texelsch ras. Natuurlijk bestaan er allerhande variaties van meerdere of mindere kruisingsdiepte. Steeds gaat men voort met veredeling van den wolveestapel, en men tracht door het houden van keuringen en tentoon stellingen de animo levendig te houden. Dan kan men het puikje bijeen zien, en 't is een lust, alsdan de keurige, welgevormde dieren te aanschouwen. Voor de gezondheid van het vee wordt ook het land in zoo goed mogelijke condities gebracht. Vooral de leverbotziekte of het zoogenaamde „ongansch" tracht men zoo goed mogelijk te bestrijden. Vooral door draineering en andere drooglegging zorgt men, dat de ontwikkeling van de leverbot, die in kleine slakjes plaats heeft, wordt tegengegaan. Men is omtrent deze ziekte veel beter inge licht, dan voorheen, toen men meende, dat erschillende moerasplanten de ziekte voortbrachten. Nog heet het mooie parnaskruid bij de duinbewoners ongansch-bloempje, ofschoon het niets met de ziekte te maken heeft. Liever noemen we dan ook het mooie bloempje met de melkwitte blaadjes en de keurige goudgespelde kammetjes, studenten roosje, in navolging van onze Duitsche naburen. We nemen afscheid van den Texelschen wolveeboer, wien we toewenschen, dat hij ook in dit jaar zijne moeite Wagens voor het vervoeren van lammeren. beloond zal zien, dat goed weer bevorderlijk mag zijn aan zijne jonge kudde, en dat ziekten als ongansch en mond- en klauwzeer verre van zijne dieren zullen blijven. 14

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1988 | | pagina 16