Bij zinneloosenopgesloten door H. Schoorl en J. T. Bremer Cornelis Pietersz Binkhorst, schout-dijkgraaf van Texel en baljuw van het Eierland (1769-1795) in psychische moeilijkheden. De economische stagnatie in de achttiende eeuw versterkte de nei ging van het kapitaalkrachtige stede lijke patriciaat om weinig meer te investeren in risicodragende onder nemingen, waar veeleer om als ren teniers het vermogen te beheren en door huwelijk, naam, status en kapi taal door te geven, bijeen te houden en te vergroten. Het ideologisch uit gangspunt van deze en meer geslo ten elitaire maatschappelijke boven laag, dat de politieke macht het voorrecht behoorde te zijn van deze beperkte sociale bovenlaag, bond de regentenfamilies bijeen en bevorder de de saamhorigheid van dit stede lijk patriciaat. Vooral in Hoorn, de zetel van de Gecommitteerde Raden van het Noorderkwartier en West Friesland, konden zoons uit het Noordholland se stedelijke patriciaat rekenen op benoeming in openvallende lucratie ve posten, waarin zij gehandhaafd konden blijven, zelfs bij volkomen ongeschiktheid, zolang zij door kun dige plaatsvervangers hun functie konden laten waarnemen. Nadat Balthasar Huydecoper, eminent let terkundige en onkreukbare schout dijkgraaf van Texel en baljuw van Eierland, na talloze ruzies met ei gengereide Texelaars, op 30 septem ber 1769 wegens „toenemende zwakte" was ontslagen, 2) benoem den de Staten van Holland mr. Cor nelis Pietersz Binkhorst in zijn plaats. 3) Binkhorst, een telg uit een bekend Hoorns regentengeslacht, legde op 18 december 1769 de „eed van ge- trouwigheid" af. Hij werd op Texel met alle eer ontvangen. Leendert den Berger, opziener van 's Lands Werken schreef op 3 januari 1770 aan de secretaris van Gecommitteer de Raden: „onse bailliuw Binkhorst, dewelke een groote veertien dagen alhier geweest is, vindt veel genoe gen in 't Eylandt; is door regenten in alles zeer minzaam ontvangen".4) De nieuw benoemde Texelse schout had drie jaar rechten gestudeerd in Leiden (1753-1756). In 1761 kwam hij op de nominatie voor een plaats in de Hoornse schepenbank. Niet verkozen moest hij zich tevreden stellen met een benoeming tot com missaris van de kleine gerechtzaken. Na nog twee nominaties werd hij in 1764 alsnog tot schepen en daarna tot regent van het armenhuis be noemd. In 1769 volgde opnieuw een verkiezing tot schepen en werd hij directeur van de Levantse handel, maar verdere carrièreperspectieven had hij in Hoorn eigenlijk niet zo lang zijn vader, herhaalde malen burgemeester en raad, in tal van be langrijke posten functioneerde. Bovendien was het de bedoeling dat zijn vaders zetel in de vroedschap te zijner tijd zou worden overgenomen door zijn oudste broer Jacob, die in afwachting daarvan voorlopig carriè re maakte in Batavia. Voor Cornelis was dus een ambt buiten Hoorn ge vonden als schout van Texel en bal juw van Eierland. Talrijke brieven aan Gecommitteerde Raden over strandingen en andere Texelse zaken getuigen van zijn activiteit. 5) In 1777 overleed zijn hoogbejaarde vader, 77 jaar oud, volgens plan op gevolgd door zijn oudste zoon Jacob. De verdeling van de nalatenschap van de oude Binkhorst verliep niet zonder problemen. In maart 1778 verdeelden de erfgenamen de boe del in porties, die door verloting on der de tien kinderen verdeeld zou den worden. Toen de trekking van de loten al begonnen was, besloot Cornelis de boedelscheiding alsnog te verhinderen, omdat hij meende dat hem onrecht gedaan was. Want Cornelis was een achterdochtig man; die al enige jaren blijk gaf „van een wantrouwend en agterden- kend humeur". Zijn broers en zusters dachten dat hij wel weer zou bijdraaien, maar Cornelis ging zelfs zover dat hij advertenties in de krant zette. De Oprechte (Donder dagse) Haerlemse Courant van 26 maart 1778 bevatte de volgende ad vertentie: „Alle secretarissen en no tarissen worden verzogt haar proto collen na te zien of ook onder haar zijn berustende eenige testamentaire dispositien van wijlen den Wel Ed. Gestr. Heer Pieter Binkhorst, in le ven burgemeester en raad der stad Hoorn enz., of van wijlen deszelfs vooroverleeden huisvrouw Elisabeth Bennebroek, en zulks bevindende daarvan ten spoedigste opgaaf te doen aan derzelver nagelaten zoon Naar anoniem schilderij afgebeeld Van der Vlis, 1975, p. 299. 8

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1988 | | pagina 10