Over oude liedjes
en Hoornder loodsen
De lóódse
fon de Hoore
Uit een publicatie in het vorige
nummer heeft u kunnen opmaken
dat de oprichting van een zanggroep
oude volksliedjes op Texel een feit
is. Sinds 26 januari 1987 groeit er
aan de stam van de Historische Ver
eniging een nieuwe loot die, we
kunnen het nu wel gerust zeggen
zeer levensvatbaar blijkt te zijn. Met
begeleiding van onze twee accordeo-
nistes Guur Bakker en Ina Reeder
wordt er door een trouwe groep van
ruim 30 zangers en zangeressen
eens in de twee weken gerepeteerd,
waarbij de gezelligheid onmisken
baar vóór de prestatie gaat. Wat
overigens niet betekent dat de zaken
niet serieus zouden worden aange
pakt. Inmiddels hebben we ons
eerste (bescheiden] T.V. debuut al
achter de rug en dat voor een club
die z'n eerste verjaardag nog moet
vieren...
In een eerder nummer heb ik al ge
schreven over het veelzijdige liede-
rengenre dat ons ten dienste staat
en de meeste aspecten hiervan prij
ken al op ons reportoire. Niet alleen
de liedjes als zodanig hebben onze
interesse, ook wordt, voor zover mo
gelijk, aandacht geschonken aan ou
derdom en herkomst ervan, waar
door hun betekenis steeds boeiender
wordt. Belangrijkste aspect blijft
echter; de liederen die onze voorou
ders met zoveel overgave hebben
gezongen weer tot leven te wekken,
er plezier aan te beleven en ze weer
onder de mensen te brengen. Terug
naar de geschiedenis van de liedjes,
in het bijzonder naar een puur Tes-
sels loodsenlied: „De loodsies van
Den Hoorn". Het mag dan zo zijn
dat alle volksliedjes hun geschiede
nis hebben, tenslotte zijn we op de
eerst plaats met de Texelse historie
bezig, vandaar. Het lied, waarvan u
de tekst hieronder vindt, moet in de
nadagen van het particuliere loods
wezen geschreven zijn. De passage
waarin wordt vermeld dat de lood
sen hun koeien en schapen aan de
zorgen van moeder de vrouw over
laten als ze hun schip in orde moe
ten maken wijst al op andere in
komsten dan alleen de zeevaart. Als
we nagaan dat er in 1830, dus ruim
na de opening van het Noordhol
lands Kanaal, nog 70 loodsen in
Den Hoorn waren, hoeft het geen
verbazing te wekken dat dezen naar
andere bronnen van inkomsten
zochten. Het zou zelfs tot 1853 du
ren eer de Rijksdienst voor het
Loodswezen het werk tot zich trok,
waarna in Den Hoorn nog 4 boten
actief bleven, weliswaar onder toe
zicht, maar toch nog tot op zekere
hoogte particulier. Hieruit valt wel
op te maken dat de Hoornder lood
sen een taai achterhoede gevecht
om hun bestaansrecht hebben gele
verd. Een ander aspect hiervan; de
enorme afstanden die de loodsen af
legden om hun „klanten" op te van
gen, wordt ook in het lied genoemd.
De vermelding van tochten tot in
„Het Kanaal" komt aardig overeen
met hetgeen J.A. v.d. Vlis in zijn ge-
schiedenschrijving vertelt over een
poging van Texelse loodsen die
reeds in 1752, zich als voorpost, wil
den vestigen in Portland, Z.O. Enge
land, een poging die door het Colle
ge van Pilotage meteen verboden
werd. Tenslotte de angst om de op
varenden en de opluchting bij hun
behouden thuiskomst zullen ook ze
ker uit het toenmalige leven gegre
pen zijn. Zoals meestal zijn zowel
tekstdichter als componist hier ook
onbekend, maar aangenomen mag
worden dat het lied, evenals bijvoor
beeld „De ijzeren man" op het re
pertoire heeft gestaan van een toen
malige toneelvereniging uit Den
Hoorn, waarvan de leden in revue
vorm dit soort Bedjes ten gehore
brachten. Tot slot nog een aardige
anecdote in verband met dit lood-
Tusse de Siep en de Hoore
Deer leit de sluus-slóótbrèèg
Deer gaan de lóódsies over
Mit de knapzak opperèèg.
Se komme fon olie kante
Se gaan deur 't duun na 't strand
Om on d'r leu skeepies te werreke
Ol foor se fertrekke fon 't land
De vrouw post op de bééste
Wont ol benne de lóódsies niet lui
Wanneer se 't skip moet tuge
Don geve se on 't boere de brui
D'r bróód leit nag oltiêd op't water
Zóó wos 't ol èèwe lang
Gien zéé wos se ooit te gevaarlijk
Nooit wozze de lóódsies bang
Na 't Nuwwediêp, na de Reede
Na Wieringe fare se uut
Don komme se 's eves weeromme
Mit de knapzak vol skeepsbeskuut
Hoe veerder os se fare
Hoe liever os 't se lust
Foorbee de Zééuwse strome
Tot on de Fröönse kust
senlied. In het begin van de zestiger
jaren begon de toenmalige Stichting
Sociaal Toerisme plannen te realise
ren t.a.v. de latere camping
„Loodsmansduin". Eén van de eerste
daden was het afsluiten van de ver
bindingsweg door de duinen tussen
„de Naai" en „de Kuil". Dit tot
groot ongerief van de boeren die in
beide poldertjes land bezaten en
veelvuldig gebruik maakten van de
ze onverharde verbinding. Tegenac
ties bleven niet uit, prikkeldraad
werd doorgeknipt en palen uit de
grond getrokken. Een conflict dreig
de, maar bezadigde Hoornders pro
beerden te voorkomen dat de zaak
al te veel zou escaleren. Na het no
dige heen en weer gepraat werd een
gesprek gearrangeerd tussen de ad
ministrateur van de stichting en een
paar afgevaardigden van de „rebel
len", waaronder schrijver dezes.
Voordat dit gesprek plaatsvond had
den we eerst nog een laatste (tacti
sche) bespreking ten huize van Si-
mon de Jager sr., die ons als afge
vaardigden, op het hart drukte nooit
toe te geven omdat, zijns inziens,
hier het recht van overpad gold. Ter
illustratie zong hij enige coupletten
over de loodsies die al sedert eeu-
Foorbee de rotse fon Dover
Deer is er 't sop soms zóó ruum
Don skule se onder de heuvels
Nag blanker don 't Tesselse duun
Se kenne de Tesselse gate
en ok die fon Flie d'r nag bee
D'r skip mag don 'skooiersskuut'
hete
Se fiende een veilige ree
En hóóg op 't duun staat de uutkiek
Bluuft wake tot soms in de nacht
Wanneer d'r uut Óóst- of Westinje
Weer skepe worre ferwacht
Thuus wachte de vrouwe vol onrust
Os 't dagelijks werrek is an kant
Zóó menige lóóds is ferdronke
Zóó menige skuut is gestrand
Se bidde: Och Heere, wees bee se
Bewaar se in sturrem en in nacht
Wanneer se deer staan op de skepe
Hóóg op de Kampanje op wacht
En is d'r een reis wwr ten einde
Don klinkt 't fon huus tot huus;
„De skeepies föölle weer binne,
De lóódsies die komme weer
thuus".
p.s. Evenals in vele andere Tesselse
rijmen en verzen is er sprake van
vermenging met de Nederlandse
taal.
6